Pottinger EUROPROFI 5100 SL Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
NL
.R  .,&
/PRAAPWAGEN
(ANDLEIDING
 ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3    PAGINA 
1,"*,"Ê{xääÊ-
4YPE      
1,"*,"Êx£ääÊ-
4YPE      
1,"*,"ÊxÇääÊ-
4YPE      
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop
van machines een handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren
over de bedienings-, de veiligheids- en de onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het
gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden
gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die
door een machine ontstaat, die echter niet aan deze machine ontstaat: voor
de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of
doorverkocht dient de handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op
de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan
ook dat U voor het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit
en capaciteit, gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandig-
heden waaronder de machine wordt ingezet en om in
de toekomst nieuwe machines te kunnen ontwikkelen,
verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst
gericht over nieuwe ontwikkelingen te informeren.
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
NL
INHOUDSOPGAVE
0500_NL-Inhalt_5533
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op de
veiligheid met
dit teken aange-
geven.
Inhoudsopgave
WAARSCHUWINGSTEKENS ........................................5
CE-kenmerk ..................................................................5
Betekenis van de waarschuwingstekens ......................5
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de
wagen ............................................................................ 6
Transport over de openbare weg ..................................6
Voor het in gebruik nemen ............................................6
Controle voor de ingebruikname ...................................6
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER ............................7
Hydrauliekaansluiting ....................................................7
Let op bij trekkers met gesloten hydraulieksystemen en
LS-systemen ................................................................7
Aankoppelen van de hydrauliekslangen ........................7
Basisafstelling voor een ...............................................7
open hydraulieksysteem ..............................................7
Trekker aan de wagen aansluiten ..................................8
Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak ............................8
Slanghouder instellen ....................................................8
Montage van de trekhaak DST 2000 .............................9
Kogelkoppeling .............................................................9
Afstellen van de dissel ...................................................9
STeunpoot ...................................................................10
Steunpoot (transportstand) .........................................10
Het afkoppelen van de wagen .....................................10
Pick-up ........................................................................11
Maat (M) = 480 mm .....................................................11
Afstellen van het pendelbereik van de opraper ...........11
Pick-up steun afstellen ................................................11
Snijwerk, mesbalk .......................................................12
Snijinrichting ................................................................ 12
Externe bedieningstoetsen ..........................................12
Messenbalk zwenken ..................................................13
Justeren van de mesbalk ............................................14
Afstellen van de messen .............................................14
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor
controleren ..................................................................15
ACHTERwand .............................................................16
Beveiliging van het vergrendelsysteem .......................16
Lossen met doseerwalsen ...........................................16
Demonteren van de walsen .........................................17
Doseerwalsen .............................................................. 17
Schakeling bodemketting ............................................18
Montage van een oliedrukschakelaar ........................18
Omhoogzetten van de boven-bouw ............................19
Power Control - Steuerung .........................................20
OPBOUW ....................................................................20
Bedieningskast ............................................................ 20
Betekenis van de toetsen ............................................20
In bedrijf stellen van de Power Control .......................21
Werk menu laadfunctie ................................................21
Werk menu los functie .................................................23
SET-functies ................................................................25
Diagnose functies ........................................................27
Controle messenbalk ...................................................27
Sensortest ...................................................................28
Machine instelling .......................................................28
ISOBUS - Terminal ......................................................30
Bedieningsstructuur – ISOBUS-aansluiting ................30
Verklaring van de toetsen ............................................31
Set-menu ..................................................................... 33
Voor de ladewagen knoppen op de Joystick toewijzen 35
Instellen van de Joystick .............................................35
Gebruik van Trekkergegevens .....................................36
Het beginnen van laden ..............................................37
Tijdens het laden opletten ...........................................37
HET VULLEN VAN DE WAGEN ...................................37
Lossen van de wagen .................................................38
Uitschakelkoppeling (NS) ............................................38
Beeindigen van het lossen ..........................................38
Rijden op de weg ........................................................38
Lossen van de wagen .................................................38
Veiligheidsaanwijzing ...................................................39
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .............39
Reinigen van machinedelen ........................................39
In de openlucht laten staan .........................................39
Overwinteren ...............................................................39
Aftakassen ................................................................... 39
Hydrauliekinstallatie ....................................................39
Veiligheidsaanwijzing ...................................................40
Accumulator ................................................................40
Remmen afstellen ........................................................40
Openen van de beschermkap .....................................40
Opraper .......................................................................41
ONDERHOUD ..............................................................41
Snijmechanisme ..........................................................42
Demontage van een afstrijker ......................................43
Tandwielkast ................................................................ 44
Ketting .........................................................................44
Belangrijk! Aandrijving controleren of deze vastzit ......45
1 x per jaar ...................................................................45
Instelmaat van de eindschakelaars .............................46
Onderhoudswerkzaamheden aan de meelopend gestu-
urde as .........................................................................46
Beveiliging van de elektrische installatie .....................47
Filter vervangen ...........................................................47
Aansluiten van de remslangen ....................................48
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE ...............................48
Nazorg en onderhoud van de rem-installatie ..............48
Neutraalstelling van het remventiel .............................49
Wegzetten van de wagen ............................................49
Storingen .....................................................................50
Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt ...51
Technische gegevens ..................................................52
Technische gegevens ..................................................52
Extra toebehoren .........................................................52
Doelgericht gebruik van opraawagens ........................53
Juiste kraanaanspanning ............................................53
Aanhaalkoppel .............................................................54
Bandenspanning ........................................................54
Banden en wielen ........................................................54
Aanhangsel .................................................................. 55
Aanwijzingen voor veilig werken .................................57
AFTAKAS .....................................................................58
Ingebruikname .............................................................59
Smeerschema .............................................................61
Smeermiddelen ...........................................................63
- 5 -
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
0400_NL-Warnbilder_548

Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord
aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
CE-kenmerk
Betekenis van de waarschuwingstekens
Aanwijzin-
gen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op de
veiligheid met
dit teken aange-
geven.
Voor het verrichten van onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden, de
trekkermotor uitschakelen.
Raak nooit bewegende machinede-
len aan. Wacht totdat deze volledig
tot stilstand zijn gekomen.
Grijp nooit in de machine zolang zich
daar nog delen kunnen bewegen.
Laadvloer niet betreden terwijl de
aandrijving is ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Bij een lopende trekkermotor niet in
het zwenkbereik van het achterhek
komen. Alleen deze ruimte betreden
als de veiligheid dit toelaat.
Kom nooit met lichaamsdelen in het
bereik van de pick-up wanneer de
kruiskoppelingsas aangesloten is aan
de trekker en de trekker nog loopt.
Gevaar voor draaiende
machine(onder)delen!
Warschuwing voor beschadi-
gung
• De pennen op de linker en
rechter wagenzijde moeten
steeds gelijk gemonteerd
zijn, anders ontstaat er
beschadigung aan achter
wand en zwenk-delen;
daarom
- altyd contrleren voordat de
achterwand hydraulisch wordt
geopend.
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij
het gebruik van de wagen
Aanwijzingen voor het rijden met de wagen.
De rijeigenschappen van de trekker worden door de machine
(aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen
bestaat gevaar voor omslaan.
• Rijstijl aan de omstandigheden
aanpassen.
De trekker moet voor en achter
voldoende van ballastgewichten
worden voorzien om de
bestuurbaarheid en de remkracht
te waarborgen. (Minstens 20%
van het leeggewicht van het
voertuig moet op de vooras rusten).
Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan.
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker ontstaat
beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de trekker gaan
staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen als te
trekkermotor stil staat.
Parkeren van de wagen
Wanneer de machine wordt afgekoppeld
moet de kruiskoppelingsas volgens
voorschrift afgelegd worden resp. door
een ketting bevestigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het ophangen
van de kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor
dat doel waarvoor het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de technische
gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en totaalgewicht)
mogen niet zodanig overschreden worden, dat de wagen
overbelast wordt. De gegevens zijn ook op de rechterkant van
de wagen aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in acht.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Het rijden op de openbare weg mag alleen met gesloten achterhek
gebeuren. Men dient zich te houden aan de verlichtings- en
verkeerseisen zoals deze ter plaatse gelden.

+G
NL
IN GEBRUIK NEMEN
- 6 -
9500 NL-INBETRIEBNAHME_511
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken.
Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen en de
aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen personen in
de nabije omgeving bevinden. Doordat men in het bereik van
de pick-up, messenbalk, achterhek en bovenbouw bekneld zou
raken, kunnen verwondingen ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van het voertuig
moet de chauffeur zich ervan vergewissen dat hij niemand in
gevaar brengt. Als de chauffeur van het voertuig niet in staat is
om achter de aanhanger te kijken, of geen overzicht heeft, dient
hij zich bij het achteruit rijden te laten instrueren.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen zijn
aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op bladzijde 4.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Controle voor de ingebruikname
De volgende aanwijzingen moeten u helpen
bij de ingebruikname van de wagen. Gedetail-
leerde informatie treft u in de desbetreffende
hoofdstukken aan.
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de beschermkappen
en afdekplaten op de juiste wijze aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-niveau's
van de tandwielkasten controleren. Tevens controleren of
asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op eventuele
beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
eventueel handrem in de cabine aanbrengen.
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen worden
bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte worden gebracht
voordat deze wordt gemonteerd. De slipkoppeling moet
gecontroleerd worden op de werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd. Deze
moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.) moeten
tegen verandering van positie, die gevaren kunnen geven, geborgd
worden en moeten veilig zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
- 7 -
0500_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding
(T) met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door
uw dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel aans-
luiten en de olieretourleiding (2), die een groterediameter
heeft, aan de vrije uitloop van de trekker bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan
het stuurventiel.
AH"aZ^Y^c\ (optionele uitrusting)
- Load sensing leiding aan de LS-aansluiting van de
trekker koppelen.
Let op bij trekkers met gesloten
hydraulieksystemen en LS-systemen
JOHN-DEERE, CASE - MAXXUM, CASE - MAGNUM,
FORD SERIE 40 SLE
Voor het aankoppelen de bout (7) aan het stuurventielblok
in het blok draaien (7b).
7a
Basisafstelling voor een open hydrauliek-
systeem
7b
Let op bij trekkers met gesloten hydrau-
lieksystemen en LS-systemen
LS = Load sensing
B

04
,3
A
Aankoppelen van de hydrauliekslangen
- Voor het aankoppelen de aftakas uitschakelen.
- Hendel van het hydrauliek (ST) in de neutraalstand
plaatsen.
- Snelkoppelingen moeten schoon zijnanders goed
reinigen.
Let op!
Wordt de olie
tijdens het werk
warm dan moet
voor een enkel-
werkend ventiel
met vrije retour
gekozen worden
(zie hierboven).
Basisafstelling voor een
open hydraulieksysteem
Deze positie van de bout (7) wordt in de fabriek ingesteld
(7a).
Let op!
Wanneer deze aanwijzing niet in acht wordt genomen,
wordt de olie constant over het overdrukventiel van de
trekker weggepompt en daardoor sterk verhit!
- 8 -
0500_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
!

Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak
Trekhaak (A) zo aan de trekker bevestigen dat met aan-
gekoppelde wagen, speciaal met knikdissel, voldoende
afstand tussen de kruiskoppelingsas en de dissel aan-
wezig is (A1).
!

Slanghouder instellen
- Slanghouder zo instellen dat er voldoende afstand
bestaat tussen de hydraulische leidingen en de dissel
(A2).
Trekker aan de wagen aansluiten
Bediening:
- 3-polige stekker aan de DIN 9680 stekkerdoos van de
trekker koppelen
Verlichting:
- 7-polige stekker aan de trekker koppelen
- De verlichting van de wagen controleren op goed
functioneren.
Bij trekkers met een ISO-bus aansturing
- 9-polige stekker aan de ISO-bus stekkerdoos van de
trekker koppelen
- 9 -
0500_NL-Zug-Kugelkupplung_548
NL
AFSTELLEN VAN DE DISSEL
Kogelkoppeling
Tip
De kogelkoppeling mag alleen met koppelingskogels 80 van de rma Scharmüller GmbH of andere toegestane kop-
pelingskogels (kogeldoorsnede 80 mm) gekoppeld worden, en voor een veilige koppeling en vergrendeling geschikt
zijn.
Gebruiksgrenzen van de kogeltrekhaak
Toelaatbare maximum snelheid Toelaatbare aslast Toelaatbare oplegdruk
tot 25 km/h 26,5 t 2,0 t
tot 40 km/h 22,0 t 2,0 t
meer dan 40 km/h - -
Onderhoud van de kogelkoppeling
Bij het algemene voertuig onderhoud:
De contactvlakken in het koppelpunt smeren
De bevestigingsbouten van de kogelkoppeling op
vastzitten controleren
- losse bouten en moeren (aandraaimoment kleiner
dan 120 Nm) door nieuwe vervangen.
Beschadigde, vervormde of versleten kogelkoppelingen
vervangen.
- Het verwisselen alleen door vakbekwaam personeel
uit laten voeren!
Attentie!
Reparaties aan de
kogeltrekhaak zijn
niet toegestaan
Technische beschrijving voor de montage van de trekhaak DST 2000
De in hoogte verstelbare knikdissel type DST 2000 word voor LoF (=landbouwwerktuigen) met een maximaal toe-
laatbaar gewicht van 22000 kg gebruikt.
- De toelaatbare oplegdruk bedraagt 2000 kg
- De toelaatbare Dc-waarde (dissel-lengtekracht) bedraagt 87,5 kN
- maximale snelheid: 80 km/h
Het aandraaimoment van de bevestigingsbouten van de trekogen:
- M16x1,5 10.9 230 - 250 Nm
- M20x1,5 10.9 500 Nm
De bevestigingsbouten moeten regelmatige gecontroleerd en nagetrokken worden.
In geknikte positie van de dissel (bij het lossen) is alleen een korte rit op een vlakke ondergrond toegestaan. Een
geringe knik van dissel (tijdens het rijden) is weliswaar toegestaan.
Bij rijden in geknikte positie van de dissel moet extra gelet worden op de beperkte ruimte/hoek naar boven.
Attentie!
Productie en
montage gebeurd
meestal in de
fabriek. Indien
montage door
uzelf word
gedaan is overleg
met de fabriek of
importeur vereist.
- 10 -
0400_NL-Stützfuß_548
NL
STEUNPOOT
Het afkoppelen van de wagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem neer-
gezet worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het
steunpoot vergroot worden door er bijvoorbeeld
een stevige plank onder te schuiven.
- De wagen met de knikdissel heffen.
- Borgpen (1) eruit trekken.
Steunpoot naar beneden zwenken en weer ver-
grendelen.
- Let er op dat de pen (1) goed vergrendeld is.
- De wagen weer men de knikdissel laten zakken.
- Hydraulische en elektrische leidingen afkoppelen
en aan de wagen ophangen.
Steunpoot (transportstand)
- Wagen aan de trekker koppelen.
- Door de knikdissel te bedienen steunpoot ontlasten
(zie hoofdstuk "verklaring functies bedieningskast").
- Vergrendelpen (1) eruit trekken. Steunpoot om-
hoogdraaien en weer borgen.
- Let goed op dat pen (1) ook goed vergrendeld !
LET OP!
De wagen alleen
leeg op de steun-
poot plaatsen en
vastzetten tegen
wegrollen.
- 11 -
0400_NL-Pick-up_5543
NL
PICK-UP
Maat (M) = 480 mm
Voor het goed functioneren van de opraper moet
maat (M) als de wagen aangekoppeld is goed worden
afgesteld (pendelbereik van de opraper).
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm
verkleinen (M = 470 mm)
Afstellen van het pendelbereik van de opraper
(maat (M) = 480 mm)
- Wagen aan de trekker gekoppeld.
- Beide hydraulische cilinders moeten volledig ingescho-
ven zijn.
Het afstellen moet afwisselend aan beide
hydraulische cilinders worden uitgevoerd
- Contramoeren (K) van de beide draadspindels
losdraaien.
- Door de draadspindels (zuigerstangen) (50) van
de cilinders te verdraaien, resp. in of uitdraaien tot
de maat (M) bereikt is.
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
Pick-up steun afstellen
Voor een optimale pick-up druk kan de veerspanning
verandert worden.
Te weinig druk op de pick-up (stuitert)
-Afstand (X) verkleinen
Te veel druk op de pick-up
-Afstand (X) vergroten
Belangrijk!
Elke keer als de
wagen in gebruik
genomen wordt
deze op verkeers-
veiligheidsaspec-
ten controleren
(aankoppelpenbe-
veiliging, remmen,
verlichting, rich-
tingaanwijzers,
beschermkappen)
- 12 -
0300_NL-Schneidwerk_5543
NL
SNIJWERK, MESBALK
0000_D-Schneidwerk_5543
Snijinrichting
Belangrijke controles van de messenbalk
voor iedere ingebruikname
- pin links en rechts vergrendeld (E2)
- slijtage van de messen
- vervuiling van de mes-overbelastings
beveiliging
- voldoende bodemvrijheid (A)
Belangrijk!
Messenbalk met pin vergrendelen
Positie E2
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
- beide pinnen met een spiebout (V) borgen.
Let op!
Voor elke
ingebruikname
controleren, of de
bouten links en
rechts vergrendelt
zijn!
Algemene aanwijzingen
Voor onderhoudswerkzaamheden aan het snijinrichting
kan de messenbalk naar de linkerkant van de wagen
worden gezwenkt.
Alle messen zijn dan vrij toegankelijk:
- voor het slijpen van de messen
- voor het monteren en demonteren van de messen
- voor het reinigen
Externe bedieningstoetsen
Bij onderhoudswerkzaamheden aan de messenbalk kan
met de beide bedieningstoetsen (57) de messenbalk in- en
uitgeklapt worden.
De schakelaars alleen bedienen als het invoerkanaal leeg
en de aandrijving van de rotor uitgeschakeld is!
Let op!
Voordat de messenbalk ingeklapt wordt deze eerst
controleren op zijn toestand (beschadigde messen,
verbogen delen etc.)
Belangrijk als de invoer verstopt
Let op! Als de invoer verstopt is mag de messen
balk niet met de rechterdrukschakelaar
uitgezwenkt worden omdat dit dan met
hydraulische druk geschiedt en tot bescha-
diging leidt.
Methode
- Bedieningstoets op het bedieningspaneel inge-
drukt houden en tegelijkertijd de aftakas inschakelen.
De messenbalk wordt door de druk van het gewas bij
ingeschakelde aftakas naar buiten gedrukt.
- Na het verhelpen van de verstopping de messenbalk
weer inklappen.
- 13 -
0300_NL-Schneidwerk_5543
NL
SNIJWERK, MESBALK
3. Cilinder van de ophangingspen verwijderen.
(rechts en links)
4. De linker cilinder
omhoogklappen
en in de houder
5. Messenbalk uitz-
wenken.
6. Messenbalk d.m.v. borgpen in uitgezwenkte
stand vergrendeln.
Terugzwenken van de messenbalk
Het terugklappen van de messenbalk gebeurt
in omgekeerde volgorde.
1. De messenbalk uitklappen ( A1 )
2. Beide pennen ontgrendelen (E1) (rechts en
links)
- Borgpen (V) verwijderen en beide pennen ontgren-
delen.
- beide pennen met een b orgpen (V) borgen.
Messenbalk zwenken
Wegzwenken van de messenbalk naar de
linkerkant van de wagen Let op!
Wanneer de
messenbalk
(A) helemaal is
uitgezwenkt,
mag niet met de
wagen worden
gereden.
- 14 -
0300_NL-Schneidwerk_5543
NL
SNIJWERK, MESBALK
Afstellen van de messen
De afstelling moet zo zijn dat de messen gecentreerd
(M) tussen de tanden van de laadrotor zijn gepositio-
neerd.
Messen tussen de tanden centreren (M)
1. Contramoeren (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
2. Bout (SK-1, SK-2) aan één kant van de wagen
een klein eindje uitdraaien.
Als de messenbalk naar rechts moet worden ver-
plaatst:
- eerst de bout (SK-1) aan de linkerkant van de wagen
uitdraaien
- dan de bout (SK-2) aan de rechterkant van de
wagen indraaien. Door het indraaien van de bout
kan de messenbalk zover worden verschoven tot
de messen in het midden tussen de tanden van de
persrotor zijn gepositioneerd.
Als de messenbalk naar links moet worden ver-
plaatst:
- eerst de bout (SK-2) aan de rechterkant van de
wagen uitdraaien
- dan de bout (SK-1) aan de linkerkant van de wagen
indraaien.
3. Beide bouten (SK-1 en SK-2) tot de aanslag
indraaien.
- Bouten niet te vast aanhalen.
4. Beide bouten (SK-1 en SK-2) met contramoeren
borgen
Justeren van de mesbalk
Messenbalk vertikaal afstellen
• De afstelling moet zo zijn dat de framebuis bij het
terugzwenken van de messenbalk precies in de opening
van het persframe past (1).
Afstelling met bout (SK-4) aan de zwenkas van de
messenbalk.
Afstellen d.m.v. bout (SK-4) aan de onderzijde van de
messenbalk.
Afstelling
1. Contramoer (K) losmaken
2. Bout (SK-4) overeenkomstig draaien
De afstelling
moet zo zijn dat
de framebuis bij
het terugzwenken
van de
messenbalk over
het glijstuk wordt
geschoven.
- De geleider moet ongeveer 3 mm onder het hoogste
punt aangrijpen. (zie tekening).
3. Bout (SK-4) met contramoer beveiligen
Afstelling voor de messenbalk in uitgezwenkte
stand.
De afstelling moet zo zijn dat in uitgezwenkte stand
van de messenbalk de pen (B) zich ongeveer in het
midden van het sleufgat bevind (X =X).
Afstellen d.m.v. bout (SK-5) aan de onderzijde van de
messenbalk.
- 15 -
0300_NL-Schneidwerk_5543
NL
SNIJWERK, MESBALK
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor controleren
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor moet ten minste 20 mm bedragen.
- Aanslagbouten (SK-3) overeenkomstig instellen.
Controle
1. Messenbalk inklappen (arbeidspositie)
2. Optische controle uitvoeren
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor moet ten minste 20 mm bedragen.
Afstand instellen
1. Contramoer (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de mesbalk
2. Bouten (SK-3) zover verdraaien tot de juiste afstand (20-30 mm) is bereikt
- Beide aanslagen zo instellen dat de messenbalk bij het inklappen in de werkpositie niet klemt.
3. Aanslagbouten met contramoeren (K) borgen.




- 16 -
0400_NL-Rückwand_5543
NL
ACHTERWAND
Beveiliging van het vergrendelsysteem
Het achterhek zakt tot stand “C” alleen door zijn eigen
gewicht (drukloos).
Pas in stand C wordt door schakelaar (56) de hydraulische
beveiliging weggenomen en het achterhek onder druk
gesloten (G).
Lossen met doseerwalsen
Varianten
1. Normaal doseren
Achter-plaatwand aan draiende achterwand gemon-
teerd
- met borgueer (F) vastzetten (links en rechts)
2. Fijndoseren
Achter plaatwand aan de zijwanden van de wagen
gemonteerd
- met borgueer (F) vastzetten (links ed rechts)
Het voer valt gelijkmatiger verdeeld op de grond als bij
normaal doseren.
Warschuwing voor beschadigung
De pennen op de linker en rechter wagenzijde moe-
ten steeds gelijk gemonteerd zijn, anders ontstaat er
beschadigung aan achterwand en zwenk-delen.
daarom
- altyd contrleren voordat de
achterwand hydraulisch
wordt geopend.
Let op!
Er mag zich
niemand binnen
het bereik van
het achterhek
bevinden als het
geopend of geslo-
ten wordt!
Ga nooit onder
het omhoogge-
klapte achterhek
staan!
Zorg dat het hek
gesloten is tijdens
wegtransport.
Wanneer een schakelaar bediend wordt
opletten dat niemand zich in de gevarenzone
bevindt!
Voorbeeld:
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hy-
drauliek bediend terwijl iemand anders bij
het achterhek o.i.d. bezig is, of bijvoorbeeld
achter de wagen loopt.
  
 $/3)%2%2 .,
NL
DOSEERWALSEN
Demonteren van de walsen
1. Achterhek openen.
2. Spanning van de ketting halen (58) en aandrijfketting
(1) verwijderen.
3. Platenwand (2) links en rechts demonteren.
Let op! Instelling van de veervoorspanning (X) niet wijzigen.
4. Bovenste doseerwals demonteren
volgende bouten verwijderen, links en rechts:
- drie bouten (SK-3) bij enslager
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring
5. Onderste doseerwals demonteren
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring verwijderen, links en
rechts
6. Doseerwalsen naar achteren eruit schuiven.
7. Plaatstukken (2) links en rechts weer monteren.
8. Schakelaar instellen
- zie volgende bladzijde
  
 $/3)%2%2 .,
NL
DOSEERWALSEN
220 - 240 bar
Schakeling bodemketting
Algemeen
Bij gemonteerde doseerwals is de bout (SK-5) achter de schakelaar
gepositioneerd en heeft daar geen functie.
De schakelschuif (90) wordt door een onderdeel van de doseerwals
in positie A gehouden.
Alleen op de volgende manier kan de losbodemaandrijving worden
ingeschakeld
- door de laadautomatiek
of
- door de losbodemschakelaar op het schakelpaneel te bedie-
nen
Bij gedemonteerde doseerwals zou de schakelschuif (90) in positie
B staan. In deze positie is de losbodemaandrijving voortdurend
uitgeschakeld. Bij laad- en loswerkzaamheden is dit echter niet
gewenst.
Daarom moet bij gedemonteerde doseerwals de schakelaar in positie A
worden gexeerd. Dit gebeurt met de meegeleverde bout (SK-5).
Instelling bij gedemonteerde doseerwals
1. Schakelschuif (90) in positie A brengen
2. Bout (SK-5) zo in het langsgat verschuiven dat de schakelschuif
(90) in de positie A gexeerd blijft.
Montage van een oliedrukschakelaar
Wanneer gewerkt wordt met gedemonteerde doseerwalsen is
de montage van een drukschakelaar (3) aan te bevelen.
Wanneer het gewas tegen het achterhek drukt wordt d.m.v.
de oliedrukschakelaar de aandrijving van de bodemketting
automatisch uitgeschakeld.
Als de doseerwalsen ingebouwd zijn heeft de oliedrukscha-
kelaar geen functie.
- Elektrische aansluiting, zie de onderdelenlijst, schakelschema
guur 01.
- Draaiknop instellen op 220-240 bar.

!
3+
"

- 19 -
0500_NL-Aufbauoberteil_5543
NL
BOVENBOUW
4. Zijwand met beugel vastschroeven (S)
5. Geleiding (L) monteren
- met borgveerr (K) vastzetten
6. Achterwand-kleed (8) met borgveer(1) monteren.
7. Touwen aanbrengen
Omhoogzetten van de boven-bouw
Het omhoogzetten van de boven-bouw moet beslist
door 2 personen worden gedaan an de wagen moet
op een ulakke bodem staan.
Gevaar voor ongeval!
1. Bovenste voorwand-deel (3) omhoogzetten
2. Onderste voorwand-deel (3a) omhoogzetten
3. Voorste zijwand omhoogzetten
- links ed rechts
TD 57/91/56
Attentie!
• Het omhoogzet-
ten van de boven-
bouw moet beslist
door 2 personen
worden gedaan
an de wagen
moet op een
ulakke bodem
staan.
• Gevaar voor
ongeval!
- 20 -
0500_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Bedieningskast Betekenis van de toetsen
Display-aanduiding:
- WORK-functie
- DATA-functie
- SET-functie
- DIAG-functie
- TEST-functie
- CONFIG-functie
Knoppen voor laadfuncties:
- automatisch laden
- bodemketting terugloop
- messenbalk inklappen
- messenbalk uitklappen
- knikdissel cilinder intrekken - wagen dalen
- knikdissel cilinder uitdrukken – wagen heffen
- pick-up heffen
- pick-up zakken
Knoppen voor losfuncties:
- automatisch lossen
- bodemketting teruglopen/ optioneel 2-trap-
penmotor langzaam – snel
- STOP
- doseerwalzen uit - aan
- dwarsafvoerband voorkeuze/dwarsafvoerband
stop
- dwarsafvoerband links draaien / bodemket-
tingsnelheid verminderen
- bodemketting vooruit
- meelopend gestuurde as vast - los
- dwarsafvoerband rechts draaien / bodemket-
tingsnelheid verhogen
- achterklep openen
- achterklep sluiten
- aan-uit / menuwissel
Veiligheidsaanwij-
zing
Als meerdere
personen zich
bezighouden met
de bediening van
de wagen of in de
nabijheid van de
wagen aanwe-
zig zijn, is extra
voorzichtigheid
geboden. Spreek
goed met elkaar
af wat men doet.
Een voorbeeld:
Voorkom bijvoor-
beeld dat iemand
de hydrauliek
bediend terwijl
iemand anders
bij het achterhek
o.i.d. bezig is,
of bijvoorbeeld
achter de wagen
loopt.
OPBOUW
Om een goede werking van de bediening te garanderen moeten de volgende stekkerverbindingen gecontroleerd
worden:
1. Stroomvoorziening 12 Volt vanaf de trekker
2. Verbindingskabel bedieningskast naar de trekker
3. Verbindingskabel naar de boordcomputer van de machine.
Software versie van de bedieningskast (V x.xx) word na stro-
omaansluiting en inschakeling op het display getoond.
V x.xx
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70

Pottinger EUROPROFI 5100 SL Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

in anderen Sprachen