Pottinger LADEPLUS 15-2 T Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

Dieses Handbuch ist auch geeignet für

Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
NL
.R  .,&
,ADEWAGEN
(ANDLEIDING
 ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3    PAGINA 
*" 9Ê
4YPE      
*" 9Ê
4YPE      
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop
van machines een handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren
over de bedienings-, de veiligheids- en de onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het
gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden
gezonden.
- Dokument B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die
door een machine ontstaat, die echter niet aan deze machine ontstaat: voor
de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of
doorverkocht dient de handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op
de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan
ook dat U voor het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit
en capaciteit, gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandig-
heden waaronder de machine wordt ingezet en om in
de toekomst nieuwe machines te kunnen ontwikkelen,
verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst
gericht over nieuwe ontwikkelingen te informeren.
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
INHOUDSOPGAVE
501.NL.805.0 INHALT
NL
Inhoudsopgave
Betekenis van de waarschuwings afbeeldingen .. 5
Aanwijzingen voor veilig werken ......................... 5
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik
van de wagen ...................................................... 6
Voor het in gebruik nemen .................................. 6
Controle voor de ingebruikname ......................... 6
Bediening steunpoot ........................................... 7
Afkoppelen van de opraapwagen ........................ 7
Afstellen van de trekdissel tov. trekgaffel van de
trekker ................................................................. 8
Afstellen pendelweg van de opraper .................. 8
Disselmontage ..................................................... 8
Maat (M) = 350 mm ............................................. 9
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de
trekker ................................................................. 9
Controle van de knikdisselbeveiliging ................ 9
Extra uitvoering: .................................................. 9
Onderhoud: ........................................................ 9
Kruiskoppelingsas aanpassen ........................... 10
Hydraulische aansluitingen ............................... 10
Inbedrijfstellen .................................................. 10
Afkoppelen en neerzetten van de wagen .......... 10
Belangrijk! .......................................................... 10
Pas op! .............................................................. 10
Wegzetten in de open lucht ............................... 10
Winterberging .................................................... 10
Nastellen van de rem .........................................11
In bedrijfstellen (voor de eerste keer) .................11
Inkorten van de bowden-kabel ...........................11
Aanpassen aan de trekker .................................11
Hydrauliekaansluiting ........................................ 12
Persleiding (P) van de trekker afkoppelen ........ 12
Bediening .......................................................... 12
Opraper ............................................................ 12
Hydraulische Knickdeichsel ............................... 12
Opraper afstellen ............................................... 13
Laden algemeen ................................................ 13
Veiligheidsaanwijzing ........................................ 14
Onderhoud ........................................................ 14
Opbergen van de messen ................................. 14
Demontage van een mes .................................. 14
Montage van een mes ....................................... 14
Mes in snijpositie brengen ................................. 14
Uitzwenken van het mes ................................... 14
Op- en neerklappen van de bovenbouw ........... 15
Let op! ............................................................... 15
Veiligheidsaanwijzing ........................................ 15
Achterhek .......................................................... 16
Sluiten van het achterhek .................................. 16
Het rijden op de openbare weg ......................... 16
Veiligheidsaanwijzing ........................................ 16
Het laden van de wagen .................................... 17
Lossen van de wagen ....................................... 17
Instelling van de schakelstang .......................... 17
Bodemketting .................................................... 17
Storingen ........................................................... 19
Algemene onderhoudsvoorschriften .................. 20
Veiligheidsaanwijzing ........................................ 20
Onderdelen ....................................................... 20
Asbest .............................................................. 20
Openen van de beschermkap ........................... 20
Sluiten van de beschermkap ............................. 20
Oppassen bij het betreden van de laadvloer ..... 20
Invoerkammen en hoofdlagering ....................... 21
Hydrauliekinstallatie .......................................... 22
Uitvoering tegen meerprijs ................................ 23
Technische gegevens ........................................ 23
Plaats van het typeplaatje ................................. 23
Juiste kraanaanspanning: ................................. 23
Aanhangsel ....................................................... 24
KRUISKOPPELINGSAS . 25
Smeerschema .................................................. 26
Auflaufbremsanlage .......................................... 29
Abstellen des Anhängers ................................... 29
Fehlerursachen und deren Beseitigung ............ 30
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig ... 31
- 5 -
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
0400_NL-Warnbilder_511
Voor het verrichten van
onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekkermotor
uitschakelen.

Raak nooit bewegende machine-
delen aan. Wacht totdat deze volle-
dig tot stilstand zijn gekomen.
Houdt u zich a. u. b. tijdens het
bedrijf niet op in het zwenkbereik
van de achterklep.
Bij een lopende trekkermotor
niet in het zwenkbereik van het
achterhek komen. Alleen deze
ruimte betreden als de veiligheid
dit toelaat.
Kom nooit met lichaamsdelen in
het bereik van de pick-up wanneer
de kruiskoppelingsas aangesloten
is aan de trekker en de trekker nog
loopt.
Grijp nooit in de machine zolang
zich daar nog delen kunnen be-
wegen.
Laadvloer niet betreden terwijl de
aandrijving is ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord
aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
CE-kenmerk
Betekenis van de waarschuwingstekens
Aanwijzin-
gen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op
de veiligheid
met dit teken
aangegeven.

+G
NL
IN GEBRUIK NEMEN
- 6 -
9500 NL-INBETRIEBNAHME_511
Algemene veiligheidsaanwijzingen
bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen voor het rijden met de wagen.
De rijeigenschappen van de trekker worden door de machine
(aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen
bestaat gevaar voor omslaan.
• Rijstijl aan de omstandigheden
aanpassen.
De trekker moet voor en achter
voldoende van ballastgewichten
worden voorzien om de
bestuurbaarheid en de remkracht
te waarborgen. (Minstens 20%
van het leeggewicht van het
voertuig moet op de vooras rusten).
Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan.
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker ontstaat
beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de trekker gaan
staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen als te
trekkermotor stil staat.
Parkeren van de wagen
Wanneer de machine wordt afgekoppeld
moet de kruiskoppelingsas volgens
voorschrift afgelegd worden resp. door
een ketting bevestigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het ophangen
van de kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor
dat doel waarvoor het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de technische
gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en totaalgewicht)
mogen niet zodanig overschreden worden, dat de wagen
overbelast wordt. De gegevens zijn ook op de rechterkant van
de wagen aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in acht.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Het rijden op de openbare weg mag alleen met gesloten achterhek
gebeuren. Men dient zich te houden aan de verlichtings- en
verkeerseisen zoals deze ter plaatse gelden.
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken.
Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen en de
aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen personen in
de nabije omgeving bevinden. Doordat men in het bereik van
de pick-up, messenbalk, achterhek en bovenbouw bekneld zou
raken, kunnen verwondingen ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van het voertuig
moet de chauffeur zich ervan vergewissen dat hij niemand in
gevaar brengt.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen zijn
aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op bladzijde 4.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Controle voor de ingebruikname
De volgende aanwijzingen moeten u helpen
bij de ingebruikname van de wagen. Gedetail-
leerde informatie treft u in de desbetreffende
hoofdstukken aan.
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de beschermkappen
en afdekplaten op de juiste wijze aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-niveau's
van de tandwielkasten controleren. Tevens controleren of
asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op eventuele
beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
eventueel handrem in de cabine aanbrengen.
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen worden
bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte worden gebracht
voordat deze wordt gemonteerd. De slipkoppeling moet
gecontroleerd worden op de werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd. Deze
moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.) moeten
tegen verandering van positie, die gevaren kunnen geven, geborgd
worden en moeten veilig zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
., 34Ã4:2!$?
STEUNPOOT
- 7 -
NL
Bediening steunpoot
1. Opraapwagen aan de trekker koppelen.
2. Steunpoot geheel omhoog draaien en met de voet omhoogdrukken
(B).
Afkoppelen van de opraapwagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem neergezet worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het steunwiel vergroot
worden door er bijvoorbeeld een stevige plank onder te schui-
ven.
Uitsluitend een lege opraapwagen op de steunpoot neerzetten.
De wagen op de rem zetten of blokken voor de wielen leggen tegen
het wegrollen.
1. Met de voet steumwiel in de steunpositie (A) zetten.
2. Steunwiel dwars op de rijrichting, naar binnen gericht, draaien.
3. Opraapwagen zo ver omhoog draaien, tot het trekoog net vrij ligt van
de trekgaffel van de trekker.
- 8 -
9600-NL ZM 650 (507)
TREKDISSEL (met bouten gemonteerde uitvoering) NL
Afstellen van de trekdissel tov. trekgaffel van de trekker
Opdat de opraper goed functioneert, moet de maat (M) met aangekoppelde
wagen goed afgesteld worden (pendelweg van de opraper).
Maat (M) = 350 mm
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M = 340 mm).
Afstellen pendelweg van de opraper
- Lege wagen op een vlakke vloer plaatsen. Steunpoot neer klappen.
- Maat (M), vanaf de grond tot aan het midden van het bevestigingspunt van
het oprapersteunwiel gemeten, instellen.
- Trekgaffel van de trekker (A) op gelijke hoogte brengen als het trekoog van
de wagen.
Kleine korrecties kunnen met het trekoog (3) van de dissel aangebracht wor-
den.
Grotere afwijkingen in hoogte kunnen gecorrigeerd worden door de gehele
dissel anders te monteren (zie afbeelding: "disselmontage").
Voordat de dissel-bevestiging wordt gewijzigd, de opraapwagen
op de rem zetten en de wielkeggen aanbrengen.
De opraapwagen moet dan links en rechts in het bereik van de bevestigings-
punten van de oprapersteunwielen onder het frame van de invoer met houten
blokken ondersteund worden.
Disselmontage
I = normale disselbevestiging
II = disselbevestiging in hoogste stand
III = disselbevestiging in laagste stand
- 9 -
9600-NL / UD 500 (507)
KNIKDISSEL NL
Maat (M) = 350 mm
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M = 340 mm).
Opdat de opraapwagen goed functioneert, moet de maat (M) met de aangekoppelde
wagen goed afgesteld worden (pendelweg van de opraper).
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker
- Lege wagen op een vlakke vloer plaatsen.
Steunpoot neer klappen.
- Trekgaffel (A) van de trekker zo plaatsen, dat
als de wagen aangekoppeld is er voldoende
ruimte vrij blijft tussen de dissel en de kruis-
koppelingsas.
- Maat (M), vanaf de grond tot aan het midden
van het bevestigingspunt van het opraper-
steunwiel gemeten, instellen.
- Kleineere correcties kunnen worden uitge-
voerd door het omschroeven van het trekoog (3).
Dissel afstellen bij wagens met verstelspindel:
- Kontramoeren (K) losdraaien.
- Draadspanmoer (V) overeenkomstig verdraaien.
- Maat (M) controleren als de wagen achter de trekker gekoppeld is.
Dissel afstellen bij wagens met hydrauliekcilinders:
- Wagen aan de trekker koppelen.
- De plunjer van de hydraulische cilinders
moeten volledig ingeschoven zijn.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk
(52) haaks (ca. 90°) op de geleidestang
(G) staat. De klemwerking is dan weggeno-
men.
In de gaffel van de afstelspindel bevindt zich
een sleufgat.
- De bevestigingsbout (56) moet tegen de
binnenzijde van het sleufgat liggen.
- Kontramoeren (K) van de draadspindels losdraaien.
- Door het verdraaien van de plunjer van de cilinders (50)
de draadspindels er zover in- of uitdraaien tot de maat
(M) juist is.
Tijdens het verstellen moet de geleidestang (G) zich in
de buis kunnen bewegen (afstelling moer (51)).
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk (52) haaks (90°) op de geleidestang
staat.
Controle van de knikdisselbeveiliging
Het functioneren van de disselklembeveiliging:
Deze voorkomt dat de wagen achterover kipt bij het achteruit rijden.
- Afstellen door het verdraaien van de moer (51), tot het klemstuk (52) iets scheef
staat tov. de geleidestang (G) en een achterover kippen van de wagen voorkomt.
Extra uitvoering:
trekoogverlenging (zie onderdelenboek)
Onderhoud:
Knikdisselbeveiliging regelmatig smeren!
NL
- 10 -
501 / AN- U. ABKUPPELN 9500 NL
AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE OPRAAPWAGEN
Rembreekkabel (max. 25 km/uur en
max. 4 ton toelaatbaar totaalgewicht)
Rembreekkabel (6) goed aan de trekbek
vastmaken! (Beveiliging als het trekoog
breekt of als de wagen zichzelf afkop-
pelt).
Breekkabel voor handrem (alleen
bij oplooprem)
- Bij wagens die zijn uitgerust met een
oplooprem moet de breekkabel (1) van
de handrem aan de trekker vastgemaakt
worden. Dit is voor de veiligheid bij het
verliezen van de trekpen of breuk van
de trekbek of trekoog.
Kruiskoppelingsas aanpas-
sen
Voor het inkorten van de kruiskoppelingsas
zie aanhangsel-B!
Hydraulische aansluitingen
- Hydrauliekleidingen aan de trekker
aansluiten.
zie ook hoofdstuk "3-WEG-
KRAAN".
Variant - 1
Montage van de snelkoppeling aan de
handpomp
Voor de uitvoering met de handpomp
moet de snelkoppeling (30) in het
moederdeel (31) van de handpomp ge-
stoken worden. Daarna de kogelkraan
(32) openen (stand E).
Let op!
Hydrauliekslangen uitsluitend verwis-
selen als de opraper in de geheven
stand staat. Anders verandert de olie-
hoeveelheid in de handpomp.
Opraper zakken met de handpomp
- Drukknop op de hefboom van de hand-
pomp indrukken.
Drukknop blijft erin (zweefstand).
Opraper heffen met de handpomp
- Drukknop op de hefboom van de hand-
pomp terugdrukken en ontgrendelen.
- Opraper omhoog pompen.
Variant - 2
Montage van de snelkoppeling aan
de trekker
Heffen en zakken van de opraper gebe-
urt met het enkelwerkende stuurventiel
(ST).
Inbedrijfstellen
Elke keer dat de wagen gebruikt wordt
controleren of deze nog voldoet aan
de ter plaatse geldende verkeersvoor-
schriften (verlichting, reminstallatie,
beschermkappen...)!
Tijdens het werk op de juiste gewichts-
verdeling van de lading letten!
Afkoppelen en neerzetten
van de wagen
zie ook de hoofdstukken "STEUN-
WIEL", "BEREMMING" en "DISSEL".
Belangrijk!
Afkoppelen van de snelkoppeling
1. Opraper heffen.
2. Kogelkraan van de snelkoppeling sluiten
(stand A).
3. Druk op het stuurventiel (ST) van de
trekker wegnemen en de hydraulische
slang afkoppelen.
Pas op!
De wagen altijd veilig wegzetten.
De wagen tegen wegrollen beveiligen
d.m.v. rem of wielblokken.
Wegzetten in de open lucht
Bij langere tijd wegzetten van de ma-
chine in de open lucht de cilinderstan-
gen schoonmaken en daarna met vet
insmeren.
Winterberging
- Machine voor de winterberging grondig
reinigen.
- Machine droog wegzetten.
- Olie in aandrijfkasten vervangen re-
spectievelijk aanvullen.
- Blanke delen tegen roest bescher-
men.
- Alle smeerpunten volgens schema
smeren.
&%44


!
%
4$
NL
BEREMMING (OPSTEEKHANDREM)
- 11 -
511 / BREMSANLAGE 9300 NL
In bedrijfstellen (voor de eerste keer)
Wanneer de wagen voor de eerste keer in bedrijf gesteld wordt de meegeleverde bevesti-
gingssteun (12) onder hand- en gezichtsbereik op het spatbord monteren.
Verplaatsbare handgreep voor de rem (13) vóór elke rit in de steun op de trekker plaatsen.
- Remtest uitvoeren.
Let op!
Wanneer de reminstallatie niet goed functioneert, direct de trekker stoppen en de
storing verhelpen.
Inkorten van de bowden-kabel
In verband met de verschillende modellen en uit-
voeringen van trekkers wordt de remkabel met
"overlengte" geleverd.
Oom een optimale functie van de rem te waarborgen
moet de kabel (A) zoveel mogelijk in één rechte
lijn liggen.
Aanpassen aan de trekker
- Kabelklemmen (1) losmaken en kabel bij verstel-
moer (2) er verder uittrekken.
- Omhulsel van de bowdenkabel volgens tekening
zo ver inkorten tot nog zonder problemen in
bochten kan worden gereden.
- Kabel er weer insteken en met de kabelklemmen
bevestigen.
- Slag van de handel (B) controleren en indien
nodig met zeskante moer (3) instellen.
Nastellen van de rem
- Wanneer de remvoeringen erg versleten zijn, dan moeten de remschoenen worden bijgesteld. De afstelmoeren (3) aandraaien bij de hand-
rem.
Indien deze verstelmogelijkheden niet voldoende
zijn dan kan men de hefboom (19) op de as d.m.v.
de vertanding op astap verstellen.
Men moet erop letten dat bij het afstellen de wielen
(links en rechts) gelijkmatig remmen.
- 12 -
NL
7%'%(!(.
., (9$2 05+$?
Bediening
De driewegkraan dient voor het omschakelen tussen het hydraulisch
heffen van de pick-up (PU) en de hydraulische knikdissel (KD)
ST = trekkerstuurventiel
0 = neutraal
PU = pick-up heffen
KD = hydraulische knikdissel
P = drukleiding
Opraper
1. Schakelhendel in stand "PU".
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Hydraulische Knickdeichsel
1. Schakelhendel in stand "KD" plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Persleiding (P) aan het enkelwerkend
stuurventiel aansluiten.
Persleiding (P) van de trekker afkoppelen
1. Hendel op positie "PU" zetten
2. Regelventiel (ST) zo lang op "HEFFEN" laten staan totdat de pick-up geheel omhoog is gegaan.
De omhoog gezwenkte pick-up maakt het later gemakkelijk om de wagen te verplaatsen.
Pas op dat het steunwiel daarbij niet overbelast raakt. Als er geen trekker aangekoppeld is de wagen
voorzichtig en alleen op een vlakke ondergrond verplaatsen.
3. Hendel op positie "0" zetten.
4. Regelventiel (ST) kort op "ZAKKEN" zetten.
Daardoor wordt de restdruk in de hydrauliekleiding verlaagd. Het afkoppelen van de snelkoppeling kan
dan probleemloos worden uitgevoerd.
5. Wagen op steunwiel zetten.
6. Hydrauliekslang (P) afkoppelen.
., "%,!$%.  - 13 -
(%4 65,,%. 6!. $% 7!'%. NL
Het beginnen van laden
1. Schakelhendel "43" in de stand
"EIN" plaatsen.
2. Aftakas van de trekker
inschakelen.
3. Opraper laten zakken.
Let op! De aandrijving van de opraper en de invoerrotor worden dan
automatisch ingeschakeld.
Als de hendel "43" in positie "AUS" staat, worden pick-up en invoerrotor
niet in aandrijving gezet.
4. Tijdens het laden het trekkerstuurventiel
(ST) in de zak- of zwempositie zetten.
Op deze manier past de opraper zich aan de
bodemoneffenheden aan.
5. Let op de aftakastoerental.
Laden met een aftakastoerental van ca. 400-450 omw./min.
Tijdens het laden opletten
Opraper bij een leeg
invoerkanaal heffen.
In bochten het motortoerental
verlagen.
In scherpe bochten aftakas
uitschakelen en opraper
heffen.
Ongelijkmatig laden vermijden.
Dit is belangrijk voor de
disselbelasting (zie ook opgave
bij de dissel).
Voor optimale belading van de wagen de bodemketting regelmatig
kortstondig inschakelen. (Bodemketting niet continue laten draaien).
Let op de vulindicator(1 .
Men dient ook de toelaatbare asdruk in de gaten te houden!
Stoppen met laden
1. Opraper heffen.
De aandrijving van de opraper en van de invoerrotor wordt dan
automatisch uitgeschakeld.
2. De schakelhendel (43) in de stand "AUS" plaatsen.
Deze omschakelmogelijkheid is voor de veiligheid van de gebruiker.
Als men de pick-up laat zakken, wordt verhinderd dat de pick-up en
invoerrotor gaan draaien.
Vulindicator(1
A = niet vol; B = vol
De bodemkettingaandrijving uitschakelen als de
wijzer in positie "B" staat.
Veiligheidsaanwijzingen
Wanneer men aan de wagen gaat werken, is
het belangrijk dat men de kruiskoppelingsas
van de trekker afneemt en de motor van de
trekker stoptzet.
Dit geldt ook wanneer men aan de pick-up
gaat werken.
(1 indien gemonteerd
Opraper afstellen
1. Opraper iets optillen en de gatenstrip
(51) links en rechts in dezelfde positie
bevestigen.
2. Met borgveer vastmaken.
Hoog afstellen:
Als de stoppels lang zijn en het terrein hobbelig.
Diep afstellen:
Als het gewas kort is en het terrein vlak.
Gewaskeerplaat afstellen (52)
- Bij kleine zwaden en kort gewas,
gewaskeerplaat diep hangen
(positie T).
- Bij grote zwaden, gewaskeerplaat
hoog hangen (positie H).
Laden algemeen
Belangrijke aanwijzingen
Een kleefplaatje, dat op de dissel is aangebracht, geeft aan voor
welke toerental (540 rpm / 1000 rpm) de aandrijftandwielkast
geschikt is.
Let er daarom ook op dat de kruiskoppelingsas een goede
slipkoppeling heeft (ook het juiste type, zie onderdelenboek),
zodat bij overbelasting geen onnodige schade aan de wagen
onstaat.
De rijsnelheid moet altijd aangepast worden aan de mogelijkheden
en verhoudingen die het terrein biedt.
Bij het rijden op hellingen moet men oppassen en moet men
het plotseling maken van bochten vermijden (gevaar voor
omslaan).
Het laden van groenvoer (zomerstalvoedering)
- Groenvoer wordt in de regel uit een zwad opgenomen.
- Gemaaide zwaden in dezelfde rijrichting opnemen als gemaaid
is. (Stengeltoppen het eerst).
- Gewaskeerplaat (52) diep instellen (positie T).
Het laden van voordroogkuil
- Voordroogkuil wordt goed van het zwad opgenomen.
- Zwaden niet te klein nemen, daardoor wordt de laadtijd kort.
- De gewaskeerplaat (52) hoog afstellen (positie H).
34
- 14 -
SNIJINRICHTING
501 / SCHNEIDWERK - 9500-NL
NL
Veiligheidsaanwijzing
Woor het verrichten van ins-
tel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker-
motor uitschakelen.
Werkzaamheden onder de machine
alleen uitvoeren, wanneer de machi-
ne vast en zeker staat en goed wordt
ondersteund.
Slijpen
Slijpbril opzetten!
Onderhoud
Scherpe, goed geslepen messen vragen minder vermo-
gen en dragen zorg voor een goede snijkwaliteit.
Let op!
Alleen de gladde zijde van het mes slijpen.
Licht (spaarzaam) slijpen zonder verhitting van het ma-
teriaal garandeert een lange levensduur van het mes.
Naslijpen van uitgebouwde messen
- De messen per stuk demonteren en met de slijpmachine
naslijpen.
Opbergen van de messen
- Als de messen langere tijd niet gebruikt worden (bijv. in
de winter) moeten ze tegen roest behandeld worden.
Demontage van een mes
1. De beide pennen (17, 18) demonteren.
2. Mes naar beneden uit zín positie trekken.
Montage van een mes
1. Mes van onderen in de houder
steken.
2. Mes met de beide pennen
(17, 18) monteren.
3. De beide pennen (17, 18) met
de borgpen vastzetten.
Mes in snijpositie brengen
1. De pen (17) demonteren en het mes naar voren zwenken
(pos. E).
2. Het mes met pen
(17) vastzetten.
3. De pen (17) met
borgpen vastzetten.
Uitzwenken
van het mes
1. De pen (17)
demonteren en het
mes naar achteren
zwenken
(pos. A)
2. Het mes met pen
(17) vastzetten.
3. De pen (17) met
borgpen vastzetten.
- 15 -
9500-NL DÜRRFUTTERAUFB. (501)
BOVENBOUW NL
Op- en neerklappen van de bovenbouw
Let op!
De bovenbouw voor voordroogmateriaal mag alleen bij
gesloten en vergrendeld achterhek versteld worden.
1. Rechter steunstrip (RS) ontkoppelen.
2. Met de linker steunstrip (LS) kan de bovenbouw in de gewenste
positie gezet worden.
Let op!
Door zijn eigen gewicht kan de bovenbouw zelfstandig
een stuk neer klappen.
3. Linker en rechter steunstrip met borgpen vastzetten.
D = Stand voor hooi en voordroogkuil (40 % ds en
hoger)
G = Stand voor zomerstalvoedering en voordroogkuil
(40 % ds en lager)
Veiligheidsaanwijzing
Ontlastveer afstellen
De benodigde kracht op de hefboom (LS) mag
niet meer bedragen dan 25 kp (245 N).
Daarvoor eventueel de voorspanning van de
ontlastveer overeenkomstig afstellen.
Door het verplaatsen van de verbindingsbeugel kan de
voor-spanning van de veer, veranderd worden.
TD34/91/13
,
NLACHTERHEK
- 16 -
9500 NL RÜCKWAND (501)
Achterhek
Er mag zich nie-
mand binnen
het bereik van
het achterhek
bevinden als het
geopend of ges-
loten wordt!
Aanwijzing!
Geldt voor alle opraapwagens
Lossen bij dieper liggende siloís is alleen
toegestaan als de bediening voor het ope-
nen van het achterhek voor de achteras is
gemonteerd (in rijrichting gezien) (UVV3.3(9).
Dit geldt ook voor rijkuilen.
Achterhek openen (PONY II)
1.De vergrendelingshaken kunnen ontgrendeld
worden met de grendels.
2. Na het openen van de vergrendelingshaken
zwaait het achterhek vanzelf in positie "P".
3. Aansluitend kan de achterwand met de hendel
"A" omhooggezwenkt worden.
Hendel (A) in de steun (K) vastzetten.
Sluiten van het achterhek
Achterhek met de hendels) sluiten
1. Het achterhek met de hendel (A) in positie "P" brengen en de hendel (A)
achter de pal (L) sluiten.
2. Achterhek met de hand
dichtzwaaien.
3. Controleren of de bei-
de (Alleen bij de op-
raapwagen "PONY I")
vergrendelingshaken
vergrendeld zijn.
Bij de opraapwagen
"PONY I" is deze con-
trole doelmatig bij hendel "12" uit te voeren.
Het rijden op de openbare weg
Het rijden op de openbare weg mag alleen met gesloten achterhek ge-
beuren. Daarnaast moet de verlichting goed in orde zijn.
Veiligheidsaanwijzing
Ontlastveer afstellen
De benodigde kracht op de hef-
boom (A) mag niet meer
bedragen dan 25 kp (245
N).
Daarvoor eventueel de voor-
spanning (Z) van de ontlastveer
overeenkomstig afstellen.
Achterhek openen
(PONY I)
1. De vergrendelingshaken (12) openen.
2. Na het openen van de vergrendelingshaken
zwaait het achterhek vanzelf in positie "P".
3. De onderste buis kan in de haak van de
zwenkbeugel (Q) opgehangen worden.
4. Aansluitend kan de achterwand met de hendel
"A" omhooggezwenkt worden.
Hendel (A) in de steun (K) vastzetten.
TD2/95/11
+
!
TD2/95/12
,!
TD56/94/5
MAX
 KP
:
TD2/95/9
0
., +2!4:"/$%.?
BODEMKETTING
- 17 -
NL
Het laden van de wagen
Tijdens het laden van de wagen de bodemketting zonodig door het aantrekken
van hendel (H) korte tijd laten draaien.
Lossen van de wagen
- achterhek openen
- schakelstang (56) naar achteren trekken zodat de bodemketting gaat lopen
Instelling van de schakelstang
De juiste instelling van de schakelstang kan door het verdraaien van gaffel (57)
verkregen worden.
Indien nodig, de lengte van het touw aanpassen.
Bodemketting
Naspannen van de bodemketting
- zie hoofdstuk "Onderhoud"

4$

TD34/91/22

- 18 -
?.,!,,'2$%2 5.$ 2%)&%.
NL
BANDEN EN WIELEN
Algemeen
Wielmoeren regelmatig controleren of ze nog vastzit-
ten (aanhaalmoment: zie onderstaande tabel)!
Let op!
Na de eerste tien werkuren de wielmoeren natrek-
ken.
- Ook na het verwisselen van een wiel, na de eerste
10 werkuren de wielmoeren natrekken.
Let op!
Wielmoeren
regelmatig
controleren of
ze nog vastzit-
ten (aanhaal-
moment: zie
onderstaande
tabel)!
Bandenspanning
- Let op de juiste bandenspanning!
- Bandenspanning regelmatig met de gegevens uit
de tabel vergelijken!
Bij het oppompen bestaat er explosiegevaar, blijft op
veilige afstand.
3,50-6 4 PR 3,00
4,00-6 4 PR 2,50
4,00-8 4 PR 2,50
5,00-8 6 PR 4,00
5,00-15 AM (M137C) 1,00
7,00-12 6 PR 3,00
10,0/80-12 6 PR 3,00 200 Nm
10,0/80-12 8 PR 4,20 200 Nm
10,0/75-15,3 6 PR 3,10 200 Nm
10,0/75-15,3 8 PR 4,20 320/200** Nm
10,0/75-15,3 10 PR 5,20 320/200** Nm
11,5/80-15,3 8 PR 3,70 320/200** Nm
11,5/80-15,3 10 PR 4,60 320/200** Nm
11,5/80-15,3 12 PR 5,00 320/200** Nm
12,0-18 5,70 320 Nm
13,0/55-16 10 PR 3,90 320 Nm
13,0/55-16 12 PR 4,70 320 Nm
15,0/55-17 8 PR 2,90 320/200** Nm
15,0/55-17 10 PR 3,50 320/200** Nm 30 km
15,0/55-17 12 PR 4,30 320/200** Nm
15 x 6 - 6 4 PR 1,00
15 x 6 - 6 4 PR 1,20
16 x 6,5-8 4 PR 1,50
19,0/45-17 10 PR 3,00 320 Nm
205 R 14 C 8 PR 3,00 320 Nm
205 R 14 C* 8 PR 4,25 320 Nm
325/65 R 18 16 PR 5,70 320 Nm
335/65 R 18 XP 27 5,0 320 Nm
500/40-17 10 PR 2,90 320 Nm 40 km
500/50-17 10 PR 2,75 320 Nm 30 km
500/50-17 10 PR 3,75 320 Nm 40 km
500/50-17 14 PR 5,0 320 Nm 65 km
* Nur bei WID M mit Aufbaumotor ** 200 Nm alleen bij 5-gaatsvelgen
Bandenmaat Ply rating km/h max.Aanhaalkoppel
Bandenspanning
(bar)
- 18 -
501 / STÖRUNGEN 9500 NL
NL
STORINGEN
Storingen
Bij elke machine komen van tijd tot tijd storingen voor. Bij onderstaande storingen kunnen de volgende aanwijzingen de gebruiker
van dienst zijn. Storingen te allen tijde zo snel mogelijk verhelpen.
Storing
Slipkoppeling in de kruiskoppelingsas
slipt.
Warmlopen van een tandwielkast.
Bodemketting maakt veel lawaai als de
wagen leeg is.
Lawaai van de aandrijfketting.
Gewas wordt slecht in het invoer-
mechanisme gevoerd.
Slecht snijden van het gewas.
Oprapergeleidewielen rusten niet op
de grond.
Het gewas wordt vervuild opgeraapt.
Schokkende bewegingen van de hydrau-
lische installatie.
Remmen functioneren niet goed.
Oplossing
Aftakas uitschakelen en met een laag
toerental weer gaan draaien. Even-
tueel messen slijpen of invoerkanaal
schoonmaken en vreemde voorwerpen
verwijderen.
Smeerolie navullen resp. verwisselen.
Kettingspanning controleren.
Regelmatig kettingspanning controleren
(speling 5-8 mm), eventueel naspan-
nen.
Messen op tijd slijpen of vervangen.
Met minder aftakastoeren rijden zodat het
te snijden pakket dikker wordt.
Geleidewielen opnieuw afstellen resp.
de aankoppelhoogte van de wagen aan
de trekker controleren.
Geleidewielen opnieuw afstellen.
Ontluchtingsnippels (A) losdraaien en
leidingen ontluchten.
Nastellen c.q. remschoenen vervan-
gen.
Oorzaak
Te grote invoer (prop), vreemd voorwerp
in invoerkanaal of botte messen.
Geen smering.
Bodemketting te strak of te slap.
Ketting te slap.
Te hoge rijsnelheid.
Botte messen, te hoge aftakastoeren-
tal.
Opraper slecht afgesteld.
Geleidewielen te diep ingesteld.
Lucht in de leidingen of cilinders.
Remvoering versleten.
A
TD2/95/7
ONDERHOUD NL
- 20 -
0500_NL-WARTUNG_501
Algemene onderhoudsvoorschriften
Om de machine ook na een langere gebruiksduur in goede
staat te houden, moeten onderstaande voorschriften in acht
worden genomen.
Veiligheidsaanwijzing
• Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen.
Werkzaamheden onder de machine alleen uitvoeren,
wanneer de machine vast en zeker staat en goed wordt
ondersteund.
- Na één werkuur alle bouten natrekken.
Onderdelen
a. Originele onderdelen en
toebehoren zijn speciaal
voor deze machines en
werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk
op attent dat niet door ons
geleverde originele delen
niet door ons gecontroleerd
en vrijgegegen zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstan-
digheden constructieve eigenschappen van Uw machine
negatief beinvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade ontstaan door het gebruik van
niet originele delen en toebehoren.
d.
Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig
of machine kunnen om technische redenen
asbest bevatten. Let op kentekens die op
de onderdelen staan.
Openen van de beschermkap
1. Knop (1) vastdraaien.
2. Met bijvoorbeeld een schroevendraaier kan
de vergrendeling "R" geopend worden en kan
de beschermkap gelijktijdig omhoog gedraaid
worden.
Sluiten van de beschermkap
1. De beschermingskap naar beneden draaien. De grendel "R"
vergrendelt automatisch.
2. Knop (1) vastdraaien.
Oppassen bij het betreden van de
laadvloer
1. Verzeker het geopende achterhek tegen ongewilde sluiting
(bijvoorbeeld d.m.v. een steunbalk).
2. Gebruik een stabiele opstap om in de wagen te klemmen.

2
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34

Pottinger LADEPLUS 15-2 T Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Dieses Handbuch ist auch geeignet für

in anderen Sprachen