Pottinger ERNTEPROFI 3 Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

Dieses Handbuch ist auch geeignet für

Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
Handleiding
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
NL Nr. 99 107.NL.80A.0
ERNTEPROFI II
(Type 107)
ERNTEPROFI III
(Type 109)
ERNTEPROFI2 Profimatic
(Type 107)
ERNTEPROFI3 Profimatic
(Type 109)
ALLG./BA SEITE 2 / 9300-NL
- 2 -
Geachte gebruiker,
U hebt een goede keuze gemaakt en wij
feliciteren U dan ook dat U voor het merk
Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij
U kwaliteit en capaciteit, gekoppeld aan een
goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de
omstandigheden waaronder de machine
wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe
machines te kunnen ontwikkelen, verzoeken
wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de
toekomst gericht over nieuwe ontwikkelingen
te informeren.
Produktaansprakelijkheid, informatieplicht
Produktaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines
een handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de
veiligheids- en de onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het
gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient: Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant
te worden gezonden. Dokument B blijft bij de dealer en document C is voor de
gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een
machine ontstaat, die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is
een eigen risico voorzien van EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht
dient de handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden
gewezen.
NL
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
107.NL.80A.0 Inhalt
INHOUDSOPGAVE
NL
Inhoudsopgave
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de
wagen................................................................................ 8
Voor het in gebruik nemen ................................................ 8
Controle voor de ingebruikname ....................................... 8
Bediening zwenkbare steunpoot ....................................... 9
Aankoppelen van de opraapwagen .................................. 9
Afkoppelen van de opraapwagen ..................................... 9
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker . 10
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen
Controle van de knikdisselbeveiliging ............................. 10
Onderhoud: ..................................................................... 10
Nastellen van de rem ...................................................... 11
In bedrijfstellen (voor de eerste keer) ............................. 11
Inkorten van de bowden-kabel ........................................ 11
Aanpassen aan de trekker .............................................. 11
Aansluiten van de remslangen ........................................ 12
Remdruck-regelklep (rem-installaties met ..................... 12
handbediende regelklep) ................................................ 12
Voor het gaan rijden ........................................................ 13
Wegzetten van de wagen................................................ 13
Nazorg en onderhoud van de rem-installatie .................. 13
Afstelling aan de parkeer-rem ......................................... 13
Reiniging van het leiding-filter ......................................... 13
Kruiskoppelingsas aanpassen ........................................ 14
Inbedrijfstellen ................................................................. 14
Afkoppelen en neerzetten van de wagen ........................ 14
Belangrijk! ....................................................................... 14
Let op! ............................................................................. 14
Parkeren in de open lucht ............................................... 14
Winterberging .................................................................. 14
Opraper afstellen ............................................................ 21
Laden algemeen ............................................................. 21
In- en uitklappen van een messenbalk ........................... 22
In- en uitklappen van de messenbalk (volledig) .............. 22
Veiligheidsaanwijzing ...................................................... 22
Neerklappen van twee messenbalken ............................ 23
Snelinsteek-meshouder (M) ............................................ 23
Messenbalken ................................................................. 24
Montage van een mes .................................................... 24
Onderhoud ...................................................................... 25
Veiligheidsaanwijzing ...................................................... 25
Slijpen van de messen aan de messenbalk .................... 25
Slijpen van gedemonteerde messen ............................... 25
Juiste riemspanning ........................................................ 29
Verwisselen van V-snaren............................................... 29
V-snaren naspannen ....................................................... 29
Achterhek ........................................................................ 31
Achterhek mechanisch openen(w ................................... 31
Achterhek met de hendel(w sluiten ................................. 31
Achterhek hydraulisch(s openen en sluiten .................... 31
Achterwand hydraulisch(s sluiten ................................... 31
Het rijden op de openbare weg ....................................... 31
Rückwand öffnen ............................................................ 32
Pendelbereich der Rückwand einstellen ......................... 32
Lossen van een wagen door middel van doseerwalsen op
een externe transportband .............................................. 33
Veiligheidsaanwijzing ...................................................... 33
Afstellingen(W ................................................................. 33
Storingen ......................................................................... 37
Algemene onderhoudsvoorschriften ............................... 38
Openen van de beschermkap ......................................... 38
Reinigen van machinedelen ............................................ 38
Remmen afstellen ........................................................... 38
Hydrauliekinstallatie ........................................................ 39
Accumulator .................................................................... 39
Smeerschema ................................................................. 42
Smeerschema ................................................................. 43
Smeerschema ................................................................. 44
Smeerschema ................................................................. 45
Aanhangsel ..................................................................... 47
KRUISKOPPELINGSAS ................................................. 49
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig ................. 52
- 5 -
AZB 9501 NL (534)
NL
WAARSCHUWINGSAFBEELDINGEN
495.151
Betekenis van de
waarschuwings
afbeeldingen
Voor het verrichten van
onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de
trekkermotor uitschakelen.
Kom nooit met lichaamsdelen
in het bereik van de pick-up
wanneer de kruiskoppelingsas
aangesloten is aan de trekker
en de trekker nog loopt.
Grijp nooit in de machine
zolang zich daar nog delen
kunnen bewegen.
Ga niet op de laadvloer van
de wagen staan als de
kruiskoppelingsas
aangesloten is aan de trekker
en de trekker nog draait.
Bij een lopende trekkermotor
niet in het zwenkbereik van
het achterhek komen. Alleen
deze ruimte betreden als de
veiligheid dit toelaat.
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen
die betrekking hebben op de veiligheid
met dit teken aangegeven .
Raak nooit bewegende
machinedelen aan. Wacht
totdat deze volledig tot
stilstand zijn gekomen.
Gevaar voor draaiende
machine(onder)delen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmark, geeft aan dat
de machine beantwoordt aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage)
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de
fabrikant dat de afgeleverde machine aan alle voorgeschreven
veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
ERSTANBAU 9500-NL (107)
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
NL
- 4.6 -
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding (T)
met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door uw dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel aansluiten
en de olieretourleiding (2), die een groterediameter heeft, aan
de vrije uitloop van de trekker bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan het
stuurventiel.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor een
enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen worden (zie
hierboven).
N.B.: Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, CASE MAXXUM, CASE MAGNUM, FORD
Serie 40 SLE
Voor het aankoppelen de bout
met cilindrische kop (7) aan het
stuurventielblok met een
schroevendraaier in het blok
draaien.
Basisafstelling voor een open
hydraulieksysteem
Bout met de cylindrische kop (7) moet er zover uitgedraaid zijn
dat de bovenzijde van de kop vlak ligt met het vlak van het
ventiel (6).
Let op!
Wanneer deze aanwijzing niet in acht wordt genomen, wordt
de olie constant over het overdrukventiel van de trekker
weggepompt en daardoor sterk verhit!
Aankoppelen van de hydrauliekslangen
- Voor het aankoppelen de aftakas uitschakelen.
- Hendel van het hydrauliek (ST) in de neutraalstand plaatsen.
- Snelkoppelingen moeten schoon zijnanders goed reinigen.
TD 20/94/5
TD 20/94/5a
7
JOHN DEERE
CASE MAXXUM
CASE MAGNUM
FORD Serie 40 SLE
Standard-
position
TD20/94/6
ST
ERSTANBAU 9500-NL (107)
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
NL
- 4.7 -
Elektrische aansluiting
Trekkeruitrusting
- Het 4-polige stopcontact dat meegeleverd wordt aan de
achterzijde van de trekker monteren en volgens het schema
van de 7-polige stekerdoos van de trekker aansluiten.
Trekkers zonder stroomvoorziening op "54g", deze rechtstreeks
aanleggen vanaf de accu via een relais (9) dat vanaf het
contactslot (19 bekrachtigd wordt).
Kabeldikte 2,5 mm2
Steekzekering 16 ampere (11)
Het 4-polige stopcontact wordt vanaf de 7-polige gevoed (54g)
(+ pool) en "31" (- pool, massa).
Het veranderen van de elektrische installatie van
uw trekker alleen door een goed vakman laten
uitvoeren. Nooitdirect aan het contact-slot
aansluiten (brand-gevaar resp. beschadiging van
de elektrische installatie).
Uitsluitend originele zekeringen gebruiken. Als zwaardere
zekeringen worden gebruikt kan de elektrische installatie
defect raken!
Trekker aan de wagen aansluiten
- Na het uitvoeren van de bovenvermelde werkzaamheden,
4-polige en 7-polige steker aan de trekker bevestigen.
- Kontroleer alle verlichtingsfuncties
Montage van de bedieningskast
- Meegeleverde steun (13) in het bereik en het zicht van de
bestuurder in de trekkercabine monteren.
- Bedieningskast op de steun monteren.
NL
IN GEBRUIK NEMEN
- 8 -
9500 NL INBETRIEBNAHME (511)
Algemene veiligheidsaanwijzingen
bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen voor het rijden met de wagen.
De rijeigenschappen van de trekker worden door de
machine (aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen bestaat gevaar voor omslaan.
Rijstijl aan de omstandig-
heden aanpassen.
De trekker moet voor en
achter voldoende van
ballastgewichten worden
voorzien om de
bestuurbaarheid en de
remkracht te waarborgen.
(Minstens 20% van het
leeggewicht van het voertuig
moet op de vooras rusten).
Personen op of in de machine meenemen is niet
toegestaan.
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker ontstaat
beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de trekker
gaan staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan,
zonder dat het geheel tegen wegrollen
is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen
als te trekkermotor stil staat.
Parkeren van de wagen
Wanneer de machine wordt
afgekoppeld moet de kruis-
koppelingsas volgens voorschrift
afgelegd worden resp. door een
ketting bevestigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het
ophangen van de kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor dat doel waarvoor
het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
technische gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en
totaalgewicht) mogen niet zodanig overschreden worden,
dat de wagen overbelast wordt. De gegevens zijn ook op
de rechterkant van de wagen aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in acht.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Het rijden op de openbare weg mag alleen met gesloten
achterhek gebeuren. Men dient zich te houden aan de
verlichtings- en verkeerseisen zoals deze ter plaatse
gelden.
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd
maken. Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen en
de aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen
personen in de nabije omgeving bevinden. Doordat men in
het bereik van de pick-up, messenbalk, achterhek en
bovenbouw bekneld zou raken, kunnen verwondingen
ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van het
voertuig moet de chauffeur zich ervan vergewissen dat hij
niemand in gevaar brengt.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen zijn
aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op
bladzijde 4.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Controle voor de ingebruikname
De volgende aanwijzingen moeten u helpen bij de
ingebruikname van de wagen. Gedetailleerde
informatie treft u in de desbetreffende hoofdstukken
aan.
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de
beschermkappen en afdekplaten op de juiste wijze
aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-
niveau's van de tandwielkasten controleren. Tevens
controleren of asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op
eventuele beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
eventueel handrem in de cabine aanbrengen.
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen worden
bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte worden
gebracht voordat deze wordt gemonteerd. De slipkoppeling
moet gecontroleerd worden op de werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd.
Deze moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden
gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.)
moeten tegen verandering van positie, die gevaren kunnen
geven, geborgd worden en moeten veilig zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
20%
Kg
- 9 -
511 / STÜTZRAD 9800 NL
NL
STEUNPOOT
Bediening zwenkbare steunpoot
Excentrische kruk (1) slechts dan bedienen, als
de opraapwagen aan de trekker is vastgekoppeld
(gevaar voor ongelukken doordat de wagen
zijdelings kan weg kantelen). Houdt kinderen
daarom uit de omgeving van de wagen!
Aankoppelen van de opraapwagen
1. Opraapwagen aan de trekker koppelen en het steunwiel
helemaal omhoog draaien.
2. Vergrendelpen met
excentrische kruk (1)
losmaken.
3. Steunpoot omhoog klappen en weer vastzetten.
Steunwiel mag niet buiten de wagen steken!
Steunwiel helemaal indraaien!
Afkoppelen van de opraapwagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem neergezet
worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het steunwiel
vergroot worden door er bijvoorbeeld een stevige plank
onder te schuiven.
Uitsluitend een lege opraapwagen op de steunpoot neerzetten.
De wagen op de rem zetten of blokken voor de wielen leggen
tegen het wegrollen.
1. Steunpoot iets optillen en met excentrische kruk (1) ontkoppelen.
2. Steunpoot naar beneden
zwenken en weer met de
excentrische kruk (1)
vergrendelen.
Het vergrendeld zijn van de kruk
is met het oog dmv. borgstang
(2) waar te nemen.
3. Steunwiel dwars op de rijrichting, naar binnen gericht, draaien.
4. Opraapwagen zo ver omhoog draaien, tot het trekoog net vrij ligt
van de trekgaffel van de trekker.
Onderhoudstip
Vergrendelingspen af en toe licht invetten!
- 10 -
511 / KNICKDEICHSEL 9600-NL
KNIKDISSEL
NL
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker
Opdat de opraapwagen goed functioneert, moet de maat (M) met de aangekoppelde
wagen goed afgesteld worden (pendelweg van de opraper).
Maat (M) = 43 cm
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M = 42 cm).
- Lege wagen op een vlakke vloer plaatsen.
Steunpoot neer klappen.
- Trekgaffel (A) van de trekker zo plaatsen,
dat als de wagen aangekoppeld is er
voldoende ruimte vrij blijft tussen de dissel
en de kruiskoppelingsas.
- Maat (M), vanaf de grond tot aan het
midden van het bevestigingspunt van het
oprapersteunwiel gemeten, instellen.
Dissel afstellen bij wagens met verstelspindel:
- Kontramoeren (K) losdraaien.
- Draadspanmoer (V) overeenkomstig verdraaien.
- Maat (M) controleren als de wagen achter de trekker gekoppeld is.
Dissel afstellen bij wagens met
hydrauliekcilinders:
- Wagen aan de trekker koppelen.
- De plunjer van de hydraulische cilinders
moeten volledig ingeschoven zijn.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk
(52) haaks (ca. 90°) op de geleidestang (G)
staat. De klemwerking is dan weggenomen.
In de gaffel van de afstelspindel bevindt
zich een sleufgat.
- De bevestigingsbout (56) moet tegen de binnenzijde
van het sleufgat liggen.
- Kontramoeren (K) van de draadspindels losdraaien.
- Door het verdraaien van de plunjer van de cilinders
(50) de draadspindels er zover in- of uitdraaien tot de
maat (M) juist is.
Tijdens het verstellen moet de geleidestang (G) zich
in de buis kunnen bewegen (afstelling moer (51)).
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk (52) haaks (90°) op de geleidestang
staat.
Controle van de knikdisselbeveiliging
Het functioneren van de disselklembeveiliging:
Deze voorkomt dat de wagen achterover kipt bij het achteruit rijden.
- Afstellen door het verdraaien van de moer (51), tot het klemstuk (52) iets scheef staat
tov. de geleidestang (G) en een achterover kippen van de wagen voorkomt.
Onderhoud:
Knikdisselbeveiliging regelmatig smeren!
511 / BREMSANLAGE 9300 NL
- 11 -
NL
BEREMMING (Opsteekhandrem)
In bedrijfstellen (voor de eerste keer)
Wanneer de wagen voor de eerste keer in bedrijf gesteld wordt de meegeleverde
bevestigingssteun (12) onder hand- en gezichtsbereik op het spatbord monteren.
Verplaatsbare handgreep voor de rem (13) vóór elke rit in de steun op de trekker
plaatsen.
- Remtest uitvoeren.
Let op!
Wanneer de reminstallatie niet goed functioneert, direct de trekker stoppen en
de storing verhelpen.
Inkorten van de bowden-kabel
In verband met de verschillende modellen en
uitvoeringen van trekkers wordt de remkabel met
"overlengte" geleverd.
Oom een optimale functie van de rem te
waarborgen moet de kabel (A) zoveel mogelijk in
één rechte lijn liggen.
Aanpassen aan de trekker
- Kabelklemmen (1) losmaken en kabel bij
- Wanneer de remvoeringen erg versleten zijn, dan moeten de remschoenen worden bijgesteld. De afstelmoeren (3) aandraaien
bij de handrem.
Indien deze verstelmogelijkheden niet voldoende zijn dan kan men de hefboom (19) op de as d.m.v. de vertanding op astap
verstellen.
Men moet erop letten dat bij het afstellen de
wielen (links en rechts) gelijkmatig remmen.
verstelmoer (2) er verder uittrekken.
- Omhulsel van de bowdenkabel volgens tekening zo ver inkorten tot nog zonder problemen in bochten kan worden gereden.
- Kabel er weer insteken en met de kabelklemmen bevestigen.
- Slag van de handel (B) controleren en indien nodig met zeskante moer (3) instellen.
Nastellen van de rem
- 9.12 -
9500-NL DRUCKLUFTBREMSE (153)
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE NL
Aansluiten van de remslangen
Bij het aansluiten van de remslangen moet men op het
volgende letten:
- Dat de afdichtringen van de snelkoppelingen schoon
zijn
- Dat de snelkoppelingen dicht zijn
- Dat overeenkomstig de normen aangesloten wordt.
voorraad (kleur rood) naar voorraad
remmen (kleur geel) naar remmen
Beschadigde afdichtringen moeten vervangen worden.
Voordat de machine gebruikt wordt, moet eerst de lucht-
tank worden ontwaterd.
Men mag vervolgens pas wegrijden als de luchtdruck in
het remsysteem 5,0 bar bedraagt.
Opmerking!
Voor het juist functioneren van de rem-installatie
moet men
- het juiste onderhoud geven en eveneens dient
men de
- afstellingen regelmatig te controleren. (slag max. 30
mm resp. 90 mm aanhouden)
• Het dagelijks ontwateren van de
lucht-tank.
De klep onder aan de tank wordt met behulp van een
draad in zijdelingse richting getrokken.
Bij vervuiling
- moet de ontwateringsklep
uit de tank gedraaid worden en schoongemaakt
worden.
Aansluiten aan de trekker
Bij het aansluiten van de remslangen
aan de trekker worft de
bedieningsknop ook weer automatisch
uitgedrukt door de luchtdruck die van
de trekker komt.
Instelling
De instel-maat (L) mag niet veranderd
worden. Het moet overeenkomen met
de waarde die op het wabco type-
plaatje aangegeven is.
Remdruck-regelklep (rem-installaties met
handbediende regelklep)
Na het aansluiten aan de trekker
- moet de remdruck-
regelklep
overeenkomstig
de beladings-
toestand van de
wagen ingesteld
worden
(symbolen).
Voorbeeld:
De wagen is half beladen
- De regelklep moet dan op de positie gezet
worden waar het symbool "half beladen"
bijhoort.
Neutraalstand
Deze positie maakt het mogelijk om de wagen heen en weer te
rijden zonder dat de remslangen aan gesloten zijn.
A.L.B. Regelklep (rem-installaties met automatische
remkracht regeling)
Met de A.L.B. regelklep wordt de benodigde remkracht
automatisch geregeld, afhankelijk hoe de beladings-toestand
van de wagen is.
De neutraalstand
maakt ook hier
verplaatsen van de
wagen mogelijk, ook al
zijn de remslangen niet
aangesloten.
De bedieningsknop
"M" wordt tot de
aanslag ingedrukt.
- De remmen worden
daardoor vrijgezet.
Als de bedienings-
knop "M" weer tot de
aanslag uitgetrokken wordt
- wordt de wagen op de rem gezet door de luchtdruck die nog
in de tank aanwezig is.
neutraal stand
half beladen
leeg
vol beladen
- 9.13 -
9500-NL DRUCKLUFTBREMSE (153)
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE NL
Voor het gaan rijden
- Voor het begin van het gaan rijden met de machine moet de
parkeer-rem losgezet worden, door met een slinger deze vrij te
draaien. Vervolgens wordt de slinger naar binnen geklapt.
Wegzetten van de wagen
- De wagen met de parkeer-rem vastzetten.
- Remdruck-regelklep op de neutraalstand zeten.
- Remslangen afkoppelen van de trekker.
Nazorg en onderhoud van de rem-installatie
De rem-installatie is een veiligheids-voorziening.
Daarom mogen de werkzaamheden aan dit
systeem alleen door vakmensen uitgevoerd
worden.
Rem-afstelling
De plunjer-slag aan de cylinders mag niet groter zijn dan
30 mm bij variant 1
90 mm bij variant 2
Daartoe moet regelmatig de plunjer-slag gecontroleerd worden.
Afstellen variant 1
De afstelling wordt gedaan met stelschroef (7).
De plunjer-slag moet bij afstelling 12-15 mm bedragen.
Afstelling bij variant 2
De afstelling wordt gedaan met de kerf-vertanding (K) aan de
remhef-bomen.
Afstelling aan de parkeer-rem
De parkeer-rem behoeft in het algemeen geen
afstelling; omdat het spanbereik van de draai-spindel
groot is.
Als het spanbereik niet meer voldoende is:
- De kabelklemmen (4 stuks) aan de uiteinden van
de remkables worden losgenomen.
- De lengte van de remkabels wordt zoveel als nodig
is, ingekort, opdat er weer voldoende spanbereik
ter beschikking is.
- De kabelklemmen worden weer vastgezet.
Reiniging van het leiding-filter
De beide reinigings-filters moeten afhankelijk van de
omstandigheden, normaal ongeveer iedere 3 - 4
maanden gereinigd worden. Ter reiniging zijn de
sinter-filter-patronen te demonteren.
Werkstappen:
a) Sluitstuk (21) aan beide tongen indrukken en
schuifstuk (22) uitnemen.
b) Sluitstuk met O-ring (23), veer en filter-patronen
uitnemen.
c) De filter-patronen zijn met nitro-reinigingsmiddel uit
te spoelen en met perslucht schoon te blazen.
Beschadigde filter-patronen moeten vernieuwd
worden.
d) Bij het samenbouwen in omgekeerde volgorde, moet
men er op letten dat de O-ring (23) niet in de
geleidingssleuf van het schuifstuk kantelt.
TD70/91/4
max. 30 mm Hub
7
Variante-1
Variante-2
TD13/92/12
AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE OPRAAPWAGEN
NL
- 14 -
537 / AN- U. ABKUPPELN 9500 NL
Rembreekkabel (max. 25 km/uur en max. 4 ton toelaatbaar
totaalgewicht)
Rembreekkabel (6) goed
aan de trekbek vastmaken!
(Beveiliging als het trekoog
breekt of als de wagen
zichzelf afkoppelt).
Breekkabel voor handrem (alleen bij oplooprem)
- Bij wagens die zijn
uitgerust met een
oplooprem moet de
breekkabel (1) van de
handrem aan de
trekker vastgemaakt
worden. Dit is voor de
veiligheid bij het
verliezen van de
trekpen of breuk van
de trekbek of trekoog.
Kruiskoppelingsas aanpassen
Voor het inkorten van de kruiskoppelingsas zie aanhangsel-B!
Inbedrijfstellen
Elke keer dat de wagen gebruikt wordt controleren of deze
nog voldoet aan de ter plaatse geldende
verkeersvoorschriften (verlichting, reminstallatie,
beschermkappen...)!
Tijdens het werk op de juiste gewichtsverdeling van de
lading letten!
A
E
TD31/90/21
Afkoppelen en neerzetten van de wagen
zie ook de hoofdstukken
"STEUNWIEL"
,
"BEREMMING"
en
"DISSEL".
Belangrijk!
Afkoppelen van de snelkoppeling (handpomp en trekker)
1. Opraper heffen.
2. Kogelkraan van de snelkoppeling sluiten (stand A).
3. Druk op het stuurventiel (ST) van de trekker wegnemen en
de hydraulische slang afkoppelen.
Let op!
De wagen altijd zo parkeren dat er geen gevaar ontstaat voor
wegrollen (d.m.v. remmen of met behulp van blokken).
De wagen stabiel op de steunpoot zetten.
Parkeren in de open lucht
Wanneer u de wagen voor
langere tijd in de open lucht
wegzet, moeten de
zuigerstangen van de
hydraulische cilinders
gereinigd en geconserveerd
worden met zuurvrij vet.
Winterberging
- De machine moet voor de winterstalling grondig
schoongemaakt worden.
- De wagen dient onderdak geplaatst worden.
- Vervang de olie in de tandwielkasten.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle draaipunten volgens smeerplan smeren.
ST
FETT
TD49/93/2
- 15 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
ST
Het aankoppeln van de hydrauliekslangen
Voor het aankoppelen moet de aftakas (5) uitgeschakeld
worden en handel (ST) van het trekkerstuurventiel in de
neutrale stand (zwemstand) worden geplaatst.
- Let erop dat de snelkoppelingen schoon zijn
- Indien in de leiding nog een restdruk aanwezig is kan dit
problemen opleveren. De druk kan met tikken op de
snelkoppeling worden weggenomen.
Elektrische Voeding
Voor de elektrische voeding moet het meegeleverde
stopcontact aan de achterzijde van de trekker worden
gemonteerd en overeenkomstig het schema aan het 7-
polige stopcontact worden aangesloten (zie hoofdstuk:
"MONTAGE AAN DE TREKKER"
).
Hydrauliek-aansluiting
1. Instellingen (7) op het hydraulische blok
zie hoofdstuk:
"MONTAGE
AAN DE TREKKER"
.
2. Aansluiten van de
hydraulische leidingen
zie hoofdstuk:
"MONTAGE
AAN DE TREKKER"
.
60
TD 20/94/5
TD 20/94/5a
7
- 16 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Montage en contole van de Bedieningsunit
Montage
- Meegeleverde steun (13) voor de comfortbediening binnen
handbereik en in het zicht van de bestuurder plaatsen
m.b.v. 2 bouten.
- Schakelkast vòòr (14) op de steun plaatsen.
- Schakelkast achter (14a) eventueel aan het achterhek van
de wagen steken, zodat de geveerde strip (L) vergrendelt.
- 4 polige stekker in het stopcontact steken.
Dchakelkast achter (14a) kan van het achterhek genommen
worden en kan dan als afstandsbediening worden gebruikt.
Plaatst men de schakelkast achter (14a) naast de schakelkast
vòòr (14) in de cabine dan kan men van daaruit eveneens
de aandrijving van de doseerwalsen, de afvoerband en de
bodemketting alsmede de snelheidsregeling van de
bodemketting en de stop bedienen.
Stekkers aansluiten
- Schakelkast vòòr (14) aan de rechtercontactdoos (D1)
koppelen
- Schakelkast achter (14a) aan de linkercontactdoos (D2)
koppelen als deze in de cabine gebruikt wordt.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden met de bediening
van de wagen of in de nabijheid van de wagen aanwezig
zijn, is extra voorzichtigheid geboden. Spreek goed met
elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend
terwijl iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
- 17 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Controle van de schakelfuncties
- STOP-drukknop (16) op de schakelkast achter (14a)
indrukken (stand UIT). De in de STOP-drukknop
geintegreerde controlelamp brandt. De functie van de
dwarsafvoerband (29) (30) en de doseerwalsenaandrijving
(34) zijn nu buiten werking.
Veiligheid
Let op! De functie van de schakelaar voor de
bodemkettingaandrijving (31) is slechts
onderbroken. Staat deze in stand R nadat de
uitschakelfunctie van de STOP-drukschakelaar
wordt opgeheven dan gaat de bodemketting weer
draalen.
BWanneer de schakelaar van de opraper naar
beneden wordt gedrukt zakt de opraper op de
grond en wordt de rotorinvoer met opraper
automatisch ingeschakeld als de aftakes draait.
In bedrijf stellen
Voordat de wagen in bedrijf wordt gestelt erop letten
dat zich niemand in de gevarenzone van de wagen
bevindt.
- Trekker starten (zie handleiding
trekker).
- Handel stuurventiel (21) van de
trekker in de stand "IN" pllatsen en
vergrendelen zoudat er constant olie
naar de wagen stroomt.
- Aftakas inschakelen.
ST
Verklaring van de functies
SCHAKELKAST - VÓÓR (14)
Schakelaar voor de opraper (25)
Naar boven gedrukt (A)
- De opraper wordt geheven (invoer en
opraper schakelen automatisch uit)
Nar beneden gedrukt (B)
- De opraper zakt naar beneden en blijft in
de "zwemstand" staan.
Pas op: Wanneer de hendel (43) in positie "EIN"
staat, wordt de aandrijving van de pick-up
automatisch ingeschakeld als men de pick-up laat
zakken.
Daarom dus altijd afstand houden als de kruis
koppelingsas aangekoppeld is en de aftakas
isingeschakeld.
Schakelaar van de knikdissel (26)
Naar boven gedrukt (A)
- Dissel knikt omhoog.
Naar beneden gedrukt (B)
- Dissel knikt omlaag.
Tijdens het transport over de weg moet de knikdissel
altijd volledig ingeschoven zijn.
A
0
B
A
0
B
TD14/90/5
27
32
25
26
14
- 18 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Schakelaar (27)
voor de scharnierbare bovenbouw (27) of het achterhek
(extra toebehoren)
Met deze schakelaar kan de ovenbouw omhoog- of omlaag
geklapt worden.
Bij wagens met een hydr. achterhek (extra toebehoren) kan
men dan ool het hek openen en ook weer laten zakken. De
keuze voor de bediening van het achterhek of de bovenbouw
geschiedt d.m.v. een driewegkraan (W), die onder de
linkerbeschermkap is aangebracht.
TD14/90/5
27
32
25
26
14
Symb-DA-RW
A
B
0
Symb-KR
BA
0
Bovenbouw
Driewegkraan (W) in stand (D).
Schakelaar (27) naar boven
gedrukt(A)
- Bovenbouw gaat omhoog.
Schakelaar (27) naar benenden
gedrukt (B)
- Bovenbouw gaat naar beneden.
Achterhek
Er mag zich niemand
binnen het bereik van het
achterhek bevinden als
het geopend of gesloten
wordt!
Ga nooit onder het
omhooggeklapte
achterhek staan!
Driewegkraan (W) in stand (R).
Schakelaar (27) naar boven
gedrukt(A)
- Achterhek wordt
ontgrendeld en geopend
Schakelaar (27) naar
beneden gedrukt (B)
- Achterhek zakt naar
beneden.
Schakelaar bodemketting (32)
Schakelaar alleen tijdens het laden
bedienen.
- Schakelaar (32) naar achteren gedrukt
(B) - bodemketting draait met max.
snelheid zolang op de schakelaar wordt
gedrukt.
- 19 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
SCHAKELKAST ACHTER (14a)
Dwarsafvoerband
schakelaar voor de draairichting (29) en (30)
Als schakelaar (29) naar links gedrukt wordt draait de band
naar links.
- Drukt men de schakelaar (29) naar rechts dan wordt de
band weer uitgeschakeld.
Als schakelaar (30) naar rechts gedrukt wordt draait de
band naar rechts.
- Drukt men de schakelaar (30) naar links dan wordt de
band weer uitgeschakeld.
Bodemkettingsnelheid
Potentieschakelaar(41)
- Met de potentieschakelaar (41) wordt de snelheid van de
bodemketting ingesteld.
Draairichting van de
bodemketting
Schakelaar(31)
Schakelaar (31) naar rechts gedrukt (Pos. A)
= Bodemketting draait naar achteren om de
wagen te lossen. (KR).
Schakelaar (31) naar links gedrukt (Pos. B)
= Bodemketting draait naar voren om de druk van het
materiaal op de walsen te verminderen. (KV).
Voor het uitschakelen van de bodemkettingaandrijving de
schakelaar (31) in de middenstand zetten. (Pos. 0).
N.B.:
Na het laden van de wagen de schakelaar (31) in
de middenstand plaatsen om warm worden van de
olie te voorkomen.
Aanwijzing
Wanner tijdens het draaien van de
bodemketting een andere functie bediend
wordt dan wordt de bodemkettingaandrijving
automatisch onderbroken.
Doseerwalsenaandrijving
Schakelaar (34)
Schakelaar (34) naar boven gedrukt
= Walsen worden ingeschakeld.
Schakelaar (34) naar beneden gedrukt
= Walsen worden uitgeschakeld.
STOP - drukschakelaar (16)
Deze schakelaar heeft een "noodstop-functie".
- Als deze schakelaar bediend wordt dan worden de
aandrijvingen van de dwarsafvoerband, de doseerwalsen
en de bodemketting uitgeschakeld.
- In dit geval brandt de controlelamp. De dwarsband,
walsen en de bodemketting kunnen pas door bediening
van deze schakelaar weer ingeschakeld worden. De
controlelamp gaat dan uit.
Let op! De functie van de schakelaar voor de
bodemkettingaandrijving (31) is alleen
onderbroken. Bevindt deze zich in stand R als de
"noodstopschakelaar" wordt uitgeschakeld dan
gaat de bodemketting weer draaien.
Onderhoud
Wanneer men aan de elektrische installatie werkt dan moet
de verbinding met de trekker worden losgekoppeld.
- Verversen hydrauliekolie: voorschriften van de
trekkerfabriikant opvolgen.
- Wanneer aan de
wagen gelast wordt
elektrische stekkers
van de trekker
losmaken en wagen
afkoppeln.
KB KV-KR
KV KR
- 20 -
107 / ELEK.HYDR.KOMF. 9500-NL
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Overige functies (cilinders)
a) Hef- of inschakelfunctie
- Door het uittrekken van de knop (y5) worden de bovenste
kogelventielen (Y6, Y8, Y10) gevoed met olie. Wanneer
gelijktijdig één van de kogelventielen Y6, Y7 of Y10 door het
drukken op de knop wordt bediend wordt de functie
ingeschakeld. (heffen of inschakelen)
- Door het indrukken van de knop (Y4) worden de onderste
kogelventielen (Y7, Y9, Y11) met olie gevoed. Wanneer
gelijktijdig één van de kogelventielen (Y7, Y9, Y11) door het
drukken van de knop wordt bediend wordt de functie
ingeschakeld (heffen of inschakelen)
- Voor het onderbreken van deze functie de knope loslaten.
b) Zak- of uitschakelfunctie
- Door op de knop van het desbetreffende ventiel te drukken
(Y6, Y7, Y8, Y9, Y10, Y11) wordt de zak- of uitschakelfunctie
bediend.
- Voor het onderbreken van deze functie de knop loslaten.
Wanneer deze functies bediend worden (zakken,
heffen, in- en uitschakeln) op afstand en gevaren
letten!
Hydraulikblock
Funktionsschema
Storingstabel - Opllossing
Elektrische storing
spanning valt weghandbediening van de hydraulische ventielen
Het hydraulische ventielenblok bevindt zich onder de linker
beschermkap.
- De ventielen moeten voor de gewenste functie volgens
opgave in het functieschema worden bediend.
Werking bodemketting (hydromotor)
a) Bodemketting - vooruit:
Drukknop (y1) indrukken.
b) Bodemketting - lossen:
Drukknop (Y2) uittrekken
Voor het uitschakelen van de functie knop loslaten.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Pottinger ERNTEPROFI 3 Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Dieses Handbuch ist auch geeignet für

in anderen Sprachen