Pottinger UNI T 29 K Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
Handleiding
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
Nr. 99 514.NL.80A.0
NL
BOSS 1
(Type 512 : + . . 02756)
BOSS 1 T
(Type 511 : + . . 03256)
BOSS 2
(Type 514 : + . . 04596)
BOSS 2 T
(Type 513 : + . . 01991)
ALLG./BA SEITE 2 / 9300-NL
- 2 -
Geachte gebruiker,
U hebt een goede keuze gemaakt en wij
feliciteren U dan ook dat U voor het merk
Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij
U kwaliteit en capaciteit, gekoppeld aan een
goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de
omstandigheden waaronder de machine
wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe
machines te kunnen ontwikkelen, verzoeken
wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de
toekomst gericht over nieuwe ontwikkelingen
te informeren.
Produktaansprakelijkheid, informatieplicht
Produktaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines
een handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de
veiligheids- en de onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het
gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient: Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant
te worden gezonden. Dokument B blijft bij de dealer en document C is voor de
gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een
machine ontstaat, die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is
een eigen risico voorzien van EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht
dient de handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden
gewezen.
NL
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
511.NL.80A.0 INHALT
INHOUDSOPGAVE
NL
INHOUDSOPGAVE
Betekenis van de waarschuwings afbeeldingen ...................5
Aanwijzingen voor veilig werken ...........................................5
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de
wagen....................................................................................6
Voor het in gebruik nemen .................................................... 6
Controle voor de ingebruikname ...........................................6
Bediening zwenkbare steunpoot ...........................................7
Aankoppelen van de opraapwagen ......................................7
Afkoppelen van de opraapwagen .........................................7
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker ....... 8
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M =
42 cm). ..................................................................................8
Controle van de knikdisselbeveiliging ...................................8
Onderhoud: ...........................................................................8
Nastellen van de rem ............................................................9
In bedrijfstellen (voor de eerste keer) ...................................9
Inkorten van de bowden-kabel ..............................................9
Aanpassen aan de trekker ....................................................9
Aansluiten van de remslangen ............................................ 10
Remdruck-regelklep (rem-installaties met .........................10
Voor het gaan rijden ............................................................ 11
Wegzetten van de wagen.................................................... 11
Nazorg en onderhoud van de rem-installatie ...................... 11
Afstelling aan de parkeer-rem ............................................. 11
Reiniging van het leiding-filter ............................................. 11
Kruiskoppelingsas aanpassen ............................................12
Inbedrijfstellen .....................................................................12
Afkoppelen en neerzetten van de wagen ............................ 12
Parkeren in de open lucht ...................................................12
Winterberging ......................................................................12
Hydrauliekaansluiting ..........................................................13
Basisafstelling hydrauliek: ................................................... 13
Bedieningshendels variant I ................................................14
Opraper ...............................................................................14
Bediening van de hydraulische bodemketting ....................14
Veiligheid ............................................................................. 14
Bedieningshendels variant II ...............................................15
Bevestigingsdeel .................................................................15
Bedieningselementen .........................................................15
Opraper en knikdissel .........................................................15
Bovenbouw .........................................................................15
Achterhek ............................................................................15
Bediening van de hydraulische bodemketting ....................15
Veiligheid ............................................................................. 15
Storingen .............................................................................16
Hydrauliekaansluiting ..........................................................17
Elektrische voeding .............................................................17
Basisafstelling hydrauliek: ................................................... 17
Montage en controle van de bedieningsunit .......................18
Veiligheid ............................................................................. 18
Knickdissel ..........................................................................18
Achterhek ............................................................................18
Bediening van de hydraulische bodemketting (KR) ............18
Bovenbouw .........................................................................18
Storingen .............................................................................19
Hydrauliekaansluiting ..........................................................20
Basisafstelling hydrauliek: ................................................... 20
Montage en controle van de bedieningsunit .......................21
Controle van de schakelfuncties .........................................21
Veiligheid ............................................................................. 21
Verklaring van de functies ...................................................22
Storingstabel oplossing .......................................................23
Wartung ............................................................................... 23
Opraper afstellen ................................................................24
Laden algemeen .................................................................24
In- en uitklappen van een messenbalk ...............................25
In- en uitklappen van de messenbalk (volledig) ..................25
Veiligheidsaanwijzing .......................................................... 25
Neerklappen van twee messenbalken ................................26
Snelinsteek-meshouder (M) ................................................26
Messenbalken .....................................................................27
Montage van een mes ........................................................27
Onderhoud ..........................................................................28
Veiligheidsaanwijzing .......................................................... 28
Slijpen van de messen aan de messenbalk ........................ 28
Slijpen van gedemonteerde messen ................................... 28
Mechanische afstelling ........................................................ 29
Op- en neerklappen van de bovenbouw .............................29
Geleideplaten (56) ..............................................................29
Boventouwen ......................................................................29
Veiligheidsaanwijzing .......................................................... 29
Achterhek ............................................................................30
Het rijden op de openbare weg ...........................................30
Sluiten van het achterhek ...................................................30
Veiligheidsaanwijzing .......................................................... 31
Afstellingen .........................................................................31
Hydraulisch openen en sluiten van het achterhek ..............32
Lossen met opgeklapte bovenbouw ...................................32
Afstellingen .........................................................................32
Storingen .............................................................................34
Algemene onderhoudsvoorschriften ...................................35
Veiligheidsaanwijzing .......................................................... 35
Onderdelen .........................................................................35
Asbest .................................................................................35
Openen van de beschermkap .............................................35
Sluiten van de beschermkap ............................................... 35
Oppassen bij het betreden van de laadvloer ......................35
Invoerkammen en hoofdlagering ........................................36
Hydrauliekinstallatie ............................................................37
Afstelling van de doubbele pallenkoppeling ........................38
Technische gegevens .........................................................39
Doelgericht gebruik van opraawagens ................................ 39
Aanhangsel .........................................................................41
Aanwijzingen voor veilig werken .........................................43
KRUISKOPPELINGSAS .....................................................44
Smeerschema .....................................................................45
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .....................49
- 5 -
AZB 9700-NL (511)
NL
WAARSCHUWINGS AFBEELDINGEN
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmark, geeft aan dat
de machine beantwoordt aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage)
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de
fabrikant dat de afgeleverde machine aan alle voorgeschreven
veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
495.151
Betekenis van de
waarschuwings
afbeeldingen
Voor het verrichten van
onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker-
motor uitschakelen.
Kom nooit met lichaamsdelen
in het bereik van de pick-up
wanneer de
kruiskoppelingsas
aangesloten is aan de trekker
en de trekker nog loopt.
Grijp nooit in de machine
zolang zich daar nog delen
kunnen bewegen.
Laadvloer niet betreden
terwijl de aandrijving is
ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Bij een lopende trekkermotor
niet in het zwenkbereik van
het achterhek komen. Alleen
deze ruimte betreden als de
veiligheid dit toelaat.
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen
die betrekking hebben op de veiligheid
met dit teken aangegeven .
Raak nooit bewegende
machinedelen aan. Wacht
totdat deze volledig tot
stilstand zijn gekomen.
Houdt u zich a. u. b. tijdens
het bedrijf niet op in het
zwenkbereik van de
achterklep.
NL
IN GEBRUIK NEMEN
- 6 -
9500 NL INBETRIEBNAHME (511)
Algemene veiligheidsaanwijzingen
bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen voor het rijden met de wagen.
De rijeigenschappen van de trekker worden door de
machine (aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen bestaat gevaar voor omslaan.
Rijstijl aan de omstandig-
heden aanpassen.
De trekker moet voor en
achter voldoende van
ballastgewichten worden
voorzien om de
bestuurbaarheid en de
remkracht te waarborgen.
(Minstens 20% van het
leeggewicht van het voertuig
moet op de vooras rusten).
Personen op of in de machine meenemen is niet
toegestaan.
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker ontstaat
beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de trekker
gaan staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan,
zonder dat het geheel tegen wegrollen
is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen
als te trekkermotor stil staat.
Parkeren van de wagen
Wanneer de machine wordt
afgekoppeld moet de kruis-
koppelingsas volgens voorschrift
afgelegd worden resp. door een
ketting bevestigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het
ophangen van de kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor dat doel waarvoor
het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
technische gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en
totaalgewicht) mogen niet zodanig overschreden worden,
dat de wagen overbelast wordt. De gegevens zijn ook op
de rechterkant van de wagen aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in acht.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Het rijden op de openbare weg mag alleen met gesloten
achterhek gebeuren. Men dient zich te houden aan de
verlichtings- en verkeerseisen zoals deze ter plaatse
gelden.
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd
maken. Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen en
de aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen
personen in de nabije omgeving bevinden. Doordat men in
het bereik van de pick-up, messenbalk, achterhek en
bovenbouw bekneld zou raken, kunnen verwondingen
ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van het
voertuig moet de chauffeur zich ervan vergewissen dat hij
niemand in gevaar brengt.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen zijn
aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op
bladzijde 4.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Controle voor de ingebruikname
De volgende aanwijzingen moeten u helpen bij de
ingebruikname van de wagen. Gedetailleerde
informatie treft u in de desbetreffende hoofdstukken
aan.
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de
beschermkappen en afdekplaten op de juiste wijze
aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-
niveau's van de tandwielkasten controleren. Tevens
controleren of asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op
eventuele beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
eventueel handrem in de cabine aanbrengen.
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen worden
bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte worden
gebracht voordat deze wordt gemonteerd. De slipkoppeling
moet gecontroleerd worden op de werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd.
Deze moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden
gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.)
moeten tegen verandering van positie, die gevaren kunnen
geven, geborgd worden en moeten veilig zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
20%
Kg
- 7 -
511 / STÜTZRAD 9800 NL
NL
STEUNPOOT
Bediening zwenkbare steunpoot
Excentrische kruk (1) slechts dan bedienen, als
de opraapwagen aan de trekker is vastgekoppeld
(gevaar voor ongelukken doordat de wagen
zijdelings kan weg kantelen). Houdt kinderen
daarom uit de omgeving van de wagen!
Aankoppelen van de opraapwagen
1. Opraapwagen aan de trekker koppelen en het steunwiel
helemaal omhoog draaien.
2. Vergrendelpen met
excentrische kruk (1)
losmaken.
3. Steunpoot omhoog klappen en weer vastzetten.
Steunwiel mag niet buiten de wagen steken!
Steunwiel helemaal indraaien!
Afkoppelen van de opraapwagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem neergezet
worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het steunwiel
vergroot worden door er bijvoorbeeld een stevige plank
onder te schuiven.
Uitsluitend een lege opraapwagen op de steunpoot neerzetten.
De wagen op de rem zetten of blokken voor de wielen leggen
tegen het wegrollen.
1. Steunpoot iets optillen en met excentrische kruk (1) ontkoppelen.
2. Steunpoot naar beneden
zwenken en weer met de
excentrische kruk (1)
vergrendelen.
Het vergrendeld zijn van de kruk
is met het oog dmv. borgstang
(2) waar te nemen.
3. Steunwiel dwars op de rijrichting, naar binnen gericht, draaien.
4. Opraapwagen zo ver omhoog draaien, tot het trekoog net vrij ligt
van de trekgaffel van de trekker.
Onderhoudstip
Vergrendelingspen af en toe licht invetten!
- 8 -
511 / KNICKDEICHSEL 9600-NL
KNIKDISSEL
NL
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker
Opdat de opraapwagen goed functioneert, moet de maat (M) met de aangekoppelde
wagen goed afgesteld worden (pendelweg van de opraper).
Maat (M) = 43 cm
Aanwijzing: Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M = 42 cm).
- Lege wagen op een vlakke vloer plaatsen.
Steunpoot neer klappen.
- Trekgaffel (A) van de trekker zo plaatsen,
dat als de wagen aangekoppeld is er
voldoende ruimte vrij blijft tussen de dissel
en de kruiskoppelingsas.
- Maat (M), vanaf de grond tot aan het
midden van het bevestigingspunt van het
oprapersteunwiel gemeten, instellen.
Dissel afstellen bij wagens met verstelspindel:
- Kontramoeren (K) losdraaien.
- Draadspanmoer (V) overeenkomstig verdraaien.
- Maat (M) controleren als de wagen achter de trekker gekoppeld is.
Dissel afstellen bij wagens met
hydrauliekcilinders:
- Wagen aan de trekker koppelen.
- De plunjer van de hydraulische cilinders
moeten volledig ingeschoven zijn.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk
(52) haaks (ca. 90°) op de geleidestang (G)
staat. De klemwerking is dan weggenomen.
In de gaffel van de afstelspindel bevindt
zich een sleufgat.
- De bevestigingsbout (56) moet tegen de binnenzijde
van het sleufgat liggen.
- Kontramoeren (K) van de draadspindels losdraaien.
- Door het verdraaien van de plunjer van de cilinders
(50) de draadspindels er zover in- of uitdraaien tot de
maat (M) juist is.
Tijdens het verstellen moet de geleidestang (G) zich
in de buis kunnen bewegen (afstelling moer (51)).
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk (52) haaks (90°) op de geleidestang
staat.
Controle van de knikdisselbeveiliging
Het functioneren van de disselklembeveiliging:
Deze voorkomt dat de wagen achterover kipt bij het achteruit rijden.
- Afstellen door het verdraaien van de moer (51), tot het klemstuk (52) iets scheef staat
tov. de geleidestang (G) en een achterover kippen van de wagen voorkomt.
Onderhoud:
Knikdisselbeveiliging regelmatig smeren!
511 / BREMSANLAGE 9300 NL
- 9 -
NL
BEREMMING (Opsteekhandrem)
In bedrijfstellen (voor de eerste keer)
Wanneer de wagen voor de eerste keer in bedrijf gesteld wordt de meegeleverde
bevestigingssteun (12) onder hand- en gezichtsbereik op het spatbord monteren.
Verplaatsbare handgreep voor de rem (13) vóór elke rit in de steun op de trekker
plaatsen.
- Remtest uitvoeren.
Let op!
Wanneer de reminstallatie niet goed functioneert, direct de trekker stoppen en
de storing verhelpen.
Inkorten van de bowden-kabel
In verband met de verschillende modellen en
uitvoeringen van trekkers wordt de remkabel met
"overlengte" geleverd.
Oom een optimale functie van de rem te
waarborgen moet de kabel (A) zoveel mogelijk in
één rechte lijn liggen.
Aanpassen aan de trekker
- Kabelklemmen (1) losmaken en kabel bij
- Wanneer de remvoeringen erg versleten zijn, dan moeten de remschoenen worden bijgesteld. De afstelmoeren (3) aandraaien
bij de handrem.
Indien deze verstelmogelijkheden niet voldoende zijn dan kan men de hefboom (19) op de as d.m.v. de vertanding op astap
verstellen.
Men moet erop letten dat bij het afstellen de
wielen (links en rechts) gelijkmatig remmen.
verstelmoer (2) er verder uittrekken.
- Omhulsel van de bowdenkabel volgens tekening zo ver inkorten tot nog zonder problemen in bochten kan worden gereden.
- Kabel er weer insteken en met de kabelklemmen bevestigen.
- Slag van de handel (B) controleren en indien nodig met zeskante moer (3) instellen.
Nastellen van de rem
- 9.10 -
9500-NL DRUCKLUFTBREMSE (153)
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE NL
Aansluiten van de remslangen
Bij het aansluiten van de remslangen moet men op het
volgende letten:
- Dat de afdichtringen van de snelkoppelingen schoon
zijn
- Dat de snelkoppelingen dicht zijn
- Dat overeenkomstig de normen aangesloten wordt.
voorraad (kleur rood) naar voorraad
remmen (kleur geel) naar remmen
Beschadigde afdichtringen moeten vervangen worden.
Voordat de machine gebruikt wordt, moet eerst de lucht-
tank worden ontwaterd.
Men mag vervolgens pas wegrijden als de luchtdruck in
het remsysteem 5,0 bar bedraagt.
Opmerking!
Voor het juist functioneren van de rem-installatie
moet men
- het juiste onderhoud geven en eveneens dient
men de
- afstellingen regelmatig te controleren. (slag max. 30
mm resp. 90 mm aanhouden)
• Het dagelijks ontwateren van de
lucht-tank.
De klep onder aan de tank wordt met behulp van een
draad in zijdelingse richting getrokken.
Bij vervuiling
- moet de ontwateringsklep
uit de tank gedraaid worden en schoongemaakt
worden.
Aansluiten aan de trekker
Bij het aansluiten van de remslangen
aan de trekker worft de
bedieningsknop ook weer automatisch
uitgedrukt door de luchtdruck die van
de trekker komt.
Instelling
De instel-maat (L) mag niet veranderd
worden. Het moet overeenkomen met
de waarde die op het wabco type-
plaatje aangegeven is.
Remdruck-regelklep (rem-installaties met
handbediende regelklep)
Na het aansluiten aan de trekker
- moet de remdruck-
regelklep
overeenkomstig
de beladings-
toestand van de
wagen ingesteld
worden
(symbolen).
Voorbeeld:
De wagen is half beladen
- De regelklep moet dan op de positie gezet
worden waar het symbool "half beladen"
bijhoort.
Neutraalstand
Deze positie maakt het mogelijk om de wagen heen en weer te
rijden zonder dat de remslangen aan gesloten zijn.
A.L.B. Regelklep (rem-installaties met automatische
remkracht regeling)
Met de A.L.B. regelklep wordt de benodigde remkracht
automatisch geregeld, afhankelijk hoe de beladings-toestand
van de wagen is.
De neutraalstand
maakt ook hier
verplaatsen van de
wagen mogelijk, ook al
zijn de remslangen niet
aangesloten.
De bedieningsknop
"M" wordt tot de
aanslag ingedrukt.
- De remmen worden
daardoor vrijgezet.
Als de bedienings-
knop "M" weer tot de
aanslag uitgetrokken wordt
- wordt de wagen op de rem gezet door de luchtdruck die nog
in de tank aanwezig is.
neutraal stand
half beladen
leeg
vol beladen
- 9.11 -
9500-NL DRUCKLUFTBREMSE (153)
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE NL
Voor het gaan rijden
- Voor het begin van het gaan rijden met de machine moet de
parkeer-rem losgezet worden, door met een slinger deze vrij te
draaien. Vervolgens wordt de slinger naar binnen geklapt.
Wegzetten van de wagen
- De wagen met de parkeer-rem vastzetten.
- Remdruck-regelklep op de neutraalstand zeten.
- Remslangen afkoppelen van de trekker.
Nazorg en onderhoud van de rem-installatie
De rem-installatie is een veiligheids-voorziening.
Daarom mogen de werkzaamheden aan dit
systeem alleen door vakmensen uitgevoerd
worden.
Rem-afstelling
De plunjer-slag aan de cylinders mag niet groter zijn dan
30 mm bij variant 1
90 mm bij variant 2
Daartoe moet regelmatig de plunjer-slag gecontroleerd worden.
Afstellen variant 1
De afstelling wordt gedaan met stelschroef (7).
De plunjer-slag moet bij afstelling 12-15 mm bedragen.
Afstelling bij variant 2
De afstelling wordt gedaan met de kerf-vertanding (K) aan de
remhef-bomen.
Afstelling aan de parkeer-rem
De parkeer-rem behoeft in het algemeen geen
afstelling; omdat het spanbereik van de draai-spindel
groot is.
Als het spanbereik niet meer voldoende is:
- De kabelklemmen (4 stuks) aan de uiteinden van
de remkables worden losgenomen.
- De lengte van de remkabels wordt zoveel als nodig
is, ingekort, opdat er weer voldoende spanbereik
ter beschikking is.
- De kabelklemmen worden weer vastgezet.
Reiniging van het leiding-filter
De beide reinigings-filters moeten afhankelijk van de
omstandigheden, normaal ongeveer iedere 3 - 4
maanden gereinigd worden. Ter reiniging zijn de
sinter-filter-patronen te demonteren.
Werkstappen:
a) Sluitstuk (21) aan beide tongen indrukken en
schuifstuk (22) uitnemen.
b) Sluitstuk met O-ring (23), veer en filter-patronen
uitnemen.
c) De filter-patronen zijn met nitro-reinigingsmiddel uit
te spoelen en met perslucht schoon te blazen.
Beschadigde filter-patronen moeten vernieuwd
worden.
d) Bij het samenbouwen in omgekeerde volgorde, moet
men er op letten dat de O-ring (23) niet in de
geleidingssleuf van het schuifstuk kantelt.
TD70/91/4
max. 30 mm Hub
7
Variante-1
Variante-2
TD13/92/12
AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE OPRAAPWAGEN
NL
- 12 -
537 / AN- U. ABKUPPELN 9500 NL
Rembreekkabel (max. 25 km/uur en max. 4 ton toelaatbaar
totaalgewicht)
Rembreekkabel (6) goed
aan de trekbek vastmaken!
(Beveiliging als het trekoog
breekt of als de wagen
zichzelf afkoppelt).
Breekkabel voor handrem (alleen bij oplooprem)
- Bij wagens die zijn
uitgerust met een
oplooprem moet de
breekkabel (1) van de
handrem aan de
trekker vastgemaakt
worden. Dit is voor de
veiligheid bij het
verliezen van de
trekpen of breuk van
de trekbek of trekoog.
Kruiskoppelingsas aanpassen
Voor het inkorten van de kruiskoppelingsas zie aanhangsel-B!
Inbedrijfstellen
Elke keer dat de wagen gebruikt wordt controleren of deze
nog voldoet aan de ter plaatse geldende
verkeersvoorschriften (verlichting, reminstallatie,
beschermkappen...)!
Tijdens het werk op de juiste gewichtsverdeling van de
lading letten!
A
E
TD31/90/21
Afkoppelen en neerzetten van de wagen
zie ook de hoofdstukken
"STEUNWIEL"
,
"BEREMMING"
en
"DISSEL".
Belangrijk!
Afkoppelen van de snelkoppeling (handpomp en trekker)
1. Opraper heffen.
2. Kogelkraan van de snelkoppeling sluiten (stand A).
3. Druk op het stuurventiel (ST) van de trekker wegnemen en
de hydraulische slang afkoppelen.
Let op!
De wagen altijd zo parkeren dat er geen gevaar ontstaat voor
wegrollen (d.m.v. remmen of met behulp van blokken).
De wagen stabiel op de steunpoot zetten.
Parkeren in de open lucht
Wanneer u de wagen voor
langere tijd in de open lucht
wegzet, moeten de
zuigerstangen van de
hydraulische cilinders
gereinigd en geconserveerd
worden met zuurvrij vet.
Winterberging
- De machine moet voor de winterstalling grondig
schoongemaakt worden.
- De wagen dient onderdak geplaatst worden.
- Vervang de olie in de tandwielkasten.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle draaipunten volgens smeerplan smeren.
ST
FETT
TD49/93/2
- 13 -
NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open center hydrauliek systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
- Voor deze trekkers geldt de seriematige basisafstelling aan
de kogelkraan (positie A). In deze positie is de kogelkraan
open.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center systeem
aangekoppeld wordt en de kogelkraan staat in positie A,
dan wordt de hydrauliekolie zeer heet, omdat de maximale
oliestroom bij maximale druk onafgebroken doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de olie te voorkomen moet de kogelkraan
worden omgezet, of de oliestroom aan de trekker moet
beduidend worden verminderd.
N.B.: Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE
CASE-MAGNUM, CASE-MAXXUM
1. Hoofdkraan sluiten (stand B).
2. Hendel (7) demonteren en op de andere hoofdkraan (11)
monteren.
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding (T)
met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door uw
dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel aansluiten
en de olie-retourleiding (2), die een grotere diameter heeft,
aan de vrije uitloop van de trekker bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan het
stuurventiel.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor
een enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen
worden (zie hierboven).
TD113/91/5
JOHN DEERE
CASE MAXXUM
CASE MAGNUM
FORD Serie 40 SLE
11
7
A
TD7/91/22
EIN
MARCHE
ON
AAN
AUS
ARRET
OFF
UIT
- 14 -
NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
Bedieningshendels variant I
Meegeleverde steun (L) voor de bediening in het
bereik en het gezicht van de bestuurder plaatsen.
ST = trekkerstuurventiel
0= neutraal
I= opraperbediening
II = hydraulische aandrijving van de
bodemketting
P= drukleiding
T= retourleiding
Opraper
1. Schakelhendel in stand "I".
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening van de hydraulische bodemketting
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in de stand ("AAN") plaatsen.
2. Schakelhendel in de stand II (bodemkettingaandrijvin) zetten.
3. Met het stuurventiel van de trekker (ST) de bodemkettingaandrijving in- resp.
uitschakelen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT" zetten.
2. Schakelhendel in stand II (bodemkettingaandrijving) plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de bodemketting in- resp.
uitschakelen.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden met de
bediening van de wagen of in de nabijheid van de
wagen aanwezig zijn, is extra voorzichtigheid geboden.
Spreek goed met elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend
terwijl iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
TD7/91/27
EIN
MARCHE
ON
AAN
AUS
ARRET
OFF
UIT
61
- 15 -
NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
Bedieningshendels variant II Opraper en knikdissel
1. Schakelhendel (6) in stand "I".
2. Schakelhendel "7" in de stand "A" zetten.
3. Gewenste functie kiezen (met schakelhendel 9 / 10).
4. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bovenbouw
1. Schakelhendel (6) in stand "I".
2. Schakelhendel "7" in de stand "E1" zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Achterhek
1. Schakelhendel (6) in stand I.
2. Schakelhendel "7" in de stand "E2" zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening van de hydraulische
bodemketting
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in de stand ("AAN") plaatsen.
2. Schakelhendel (6) in de stand II (bodemkettingaandrijving)
zetten.
3. Met het stuurventiel van de trekker (ST) de bodemketting-
aandrijving in- resp. uitschakelen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT" zetten.
2. Schakelhendel (6) in de stand II (bodemkettingaandrijving)
zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de bodemketting in-
resp. uitschakelen.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden met de
bediening van de wagen of in de nabijheid van de
wagen aanwezig zijn, is extra voorzichtigheid
geboden. Spreek goed met elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend
terwijl iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
Bevestigingsdeel
Meegeleverde steun (L) voor de bediening in het bereik en
het gezicht van de bestuurder plaatsen.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering van de wagen kan de plaatsing
van bedieningselementen in de afbeeldingen verschillend
zijn. Zo wordt de hendel van de hydrauliekbediening met de
posities E1-A-E2 alleen toegepast bij wagens met
bijvoorbeeld hydraulische knikdissel, hydraulische
bovenbouw of hydraulisch achterhek.
De volgende bedieningsaanwijzing heeft betrekking op
wagens met alle extra uitrusting
Hendel "6" dient voor het omschakelen van de oliestroom
tussen het circuit van de hydraulische bodemketting-
aandrijving en het circuit van de voorkeuze-handels voor
pick-up, knikdissel enz.
ST = trekkerstuurventiel
0= neutraal
I + A = opraperbediening (9) en knikdissel (10)
II = hydraulische aandrijving van de bodemketting
I + E2 = achterhek
I + E1 = bovenbouw
P= drukleiding
T= retourleiding
A
E1 E2
TD27/93/24
II
0
7
10
P
T
I
6
9
ST
TD27/93/25
L
- 16 -
NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
60
A
E1 E2
TD27/93/24
II
0
7
10
P
T
I
6
9
A
E1 E2
TD27/93/24
II
0
7
10
P
T
I
6
9
Storingen
Met de navolgende storingen of een foutieve werkwijze kan het gebeuren dat er
problemen ontstaan met het aan- of afkoppelen van de hydr. slangen.
Storing no. 1
- Persleiding (P) en retourleiding (T) aangekoppeld. GOED !
- Keuzekraan (9) voor de bediening van de opraper open. GOED !
- Schakelhendel (6) in stand I.GOED !
- Opraper in geheven stand. FOUT !!!
Resultaat:
Tengevolge van het eigengewicht van de opraper bouwt zich in de hydraulische
leiding (P) een druk op. De slang kan slechts met grote krachtsinspanning
losgekoppeld worden.
Oplossing:
Eerst de schakelhendel (6) in de stand 0 plaatsen. De druk in de slang (P) kan
weggenomen worden door de schroefdraadverbinding los te draaien.
Let op!
Keuzekraan (9) voor de bediening van de opraper voor het afkoppelen
sluiten en het trekkerstuurventiel (8) op “zakken” plaatsen.
Storing no. 2
De wagen uitgerust met knikdissel is aan de trekker gekoppeld en het steunwiel
is omhoog gezwenkt.
- Persleiding (P) en retourleiding (T) aangekoppeld. GOED !
- Keuzekraan (10) voor de bediening van de knikdissel geopend. GOED !
- Schakelhendel (6) op stand I (opraper-bediening). GOED !
- Cilinders van de knikdissel worden voordat de wagen wordt
afgekoppeld niet volledig ingeschoven. FOUT !!!
Resultaat:
Door het gewicht van de dissel dat op de cilinders rust ontstaat druk in de
persleiding (P). Afkoppelen van de slang is derhalve niet mogelijk.
Oplossing:
Cilinders van de knikdissel volledig inschuiven, zodat ze ontlast worden.
Let op!
Knikdissel niet bedienen zolang de wagen nog op het steunwiel staat.
0200-NL ELEK-HYD_511
- 17 -
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE BEDIENING
12V=
+-
8
11 9
7-POL
"54g"
"31"
10
12
TD 18/93/11
86 86a 87
85 30
A
TD7/91/22
EIN
MARCHE
ON
AAN
AUS
ARRET
OFF
UIT
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Heeft de trekker allen maar een enkelwerkend stuurventiel
dan is het noodzakelijk een vrije retourleiding (T) an te
brengen. Laat dit in een werkplaats vakkundig uitvoeren.
- Persleiding (1) aan het
enkelwerkende ventiel
koppelen.
- Retourleiding (2) (grotere
doorlaat) aan de
retourleiding van de
trekker koppelen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en retourleiding (2) (dikkere) aansluiten.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor een
enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen worden (zie
hierboven).
Elektrische voeding
De stroomaansluiting (8) van 12 V moet geschieden via een
relais (9), die door contantslot (10) gevoed wordt.
Leidingsdoorsnede minimal 2.5 mm2, beveiliging 16A (11).
De stroomvoeding voor de bediening van de opraapwagen
geschiedt door de poolaansluiting "54 g" (+ pool) en "31"
(-pool).
Deze aansluiting kan alleen in een goede servicewerk-
plaats worden uitgevoerd.
Nooit direct op het contactslot aansluiten.
Nooit direct op het accu van de trekker aansluiten
(brandgevaar of beschadiging van de elektrische
installatie).
Aansluiting van de opraapwagen
- Na het uitvoeren van deze werkzaamheden kan de 7-polige
steker (12) van de opraapwagen in het stopcontact van de
trekker worden
gestoken.
- Verlichting
controleren.
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open center hydrauliek systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
- Voor deze trekkers geldt de seriematige basisafstelling aan
de kogelkraan (positie A). In deze positie is de kogelkraan
open.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center systeem aangekoppeld
wordt en de kogelkraan staat in positie A, dan wordt de
hydrauliekolie zeer heet, omdat de maximale oliestroom bij
maximale druk onafgebroken doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de olie te voorkomen moet de kogelkraan
worden omgezet, of de oliestroom aan de trekker moet
beduidend worden verminderd.
N.B.: Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE
CASE-MAGNUM, CASE-MAXXUM
1.Hoofdkraan sluiten (stand B).
2.Hendel (7) demonteren en op de andere hoofdkraan (11)
monteren.
2
T
TD 18/93/10
1
11
TD27/93/16
JOHN DEERE
CASE MAXXUM
CASE MAGNUM
FORD Serie 40 SLE
7
0200-NL ELEK-HYD_511
- 18 -
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE BEDIENING
Montage en controle van de
bedieningsunit
Montage
- Meegeleverde
steun (13) voor de
elektrohydraulische
bediening in het
bereik en het
gezicht van de
bestuurder
plaatsen m.b.v. 2
bouten.
- Schakelkast (14) op de steun (13) plaatsen.
Bediening
- Maak een keuze uit de
functiemogelijkheden
(schakelaar vergrendeld).
- Het inschakelen van de
gekozen functie gebeurt
met het trekkerstuurventiel
(ST).
Tip:
-Wordt de trekker met de wagen
geparkeerd of gestald, dan is het
wenselijk de keuzeschakelhendel van
de electro-hydraulische bediening in
de neutrale positie "C" te schakelen.
Hiermede wordt voorkomen dat de accu van de trekker
leegloopt.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden met de bediening
van de wagen of in de nabijheid van de wagen aanwezig zijn,
is extra voorzichtigheid geboden. Spreek goed met elkaar af
wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend
terwijl iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
Knickdissel
1. Keuzeschakelhendel in de positie "A" plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Let op!
De knikdissel niet bedienen als de
opraapwagen op zijn steunpoot rust.
Achterhek
1. Keuzeschakelhendel in de positie "D"
plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Automatisch ontgrendelen en omhoog
klappen resp. neer klappen en sluiten van
het achterhek.
Bediening van de hydraulische
bodemketting (KR)
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in de stand "AAN"
plaatsen.
2. Keuzeschakelhendel in de neutrale positie "C" plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT" zetten.
2. Keuzeschakelhendel in de neutrale positie "C" plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de
bodemketting in- resp. uitschakelen.
Pick-up
1. Keuzeschakelhendel in de stand "E" plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Heffen resp. zakken van de opraper; hierbij
wordt automatisch de aandrijving van de
invoerrotor en de opraper uit- en
ingeschakeld.
Bovenbouw
1. Keuzeschakelhendel in de stand "B"
plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Traploos op- of neer klappen van de
bovenbouw.
TD 18/93/9
ABC
D
E
ST
KB - KR
KR
0200-NL ELEK-HYD_511
- 19 -
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE BEDIENING
Storingen
Attentie!
Bij alle storingen die optreden voor
reparatie of controle de aftakas
uitschakelen!
Let bij het uitvoeren van deze handelingen
op de gevaren die kunnen ontstaan voor
de omstanders!
Y2
Y4
Y1
Y3
TD 18/93/14
Y5
ST
GH
Onderhoud
Verversen hydrauliekolie: vorschriften van de trekkerfabrikant opvolgen.
Wanneer aan de wagen gelast wordt 7-polige stekker van de trekker losmaken en
eventueel trekker afkoppelen.
Zakken van de opraper
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y1) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- resp. zwempositie plaatsen.
Opraper zakt naar beneden.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Heffen van de opraper
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde van de
wagen de bovenste schakelklep in stand "B" gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y1) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen. Opraper
gaat omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Zakken van de knikdissel
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y2) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- resp. zwempositie plaatsen.
Dissel zakt naar beneden.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Knikdissel omhoogzwenken
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde van de
wagen de bovenste schakelklep in stand "B" gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y2) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen. Dissel zwenkt
omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Zakken van de bovenbouw
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y3) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- of zwempositie
plaatsen. Bovenbouw zakt.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Heffen van de bovenbouw
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "B" gezet
worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y3) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen.
Bovenbouw zwenkt omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Achterhek openen
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "B" gezet
worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y4) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen.
Achterhek wordt geopend.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Achterhek sluiten
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y4) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- of zwempositie
plaatsen. Achterhek wordt gesloten.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen(*.
Handbediening van de hydraulische ventielen
bij elektrische storing (spanning valt weg)
(* nur bei Variante 1
024-02-04
H
Variante 1
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
- 20 -
9500-NL ELEK.HYD.KOMF. (511)
12V=
+-
8
11 9
7-POL
"54g"
"31"
10
12
TD 18/93/11
86 86a 87
85 30
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Heeft de trekker allen maar een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een vrije
retourleiding an te brengen. Laat dit in een werkplaats
vakkundig uitvoeren.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkende ventiel
koppelen.
- Retourleiding (2) (grotere doorlaat) aan de
retourleiding van de trekker koppelen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en retourleiding (2) (dikkere) aansluiten.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor
een enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen
worden (zie hierboven).
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open center hydrauliek systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
Standaard wordt de wagen door
de fabriek zo afgeleverd.
Bout met de cylindrische kop (7)
moet er zover uitgedraaid zijn dat
de bovenzijde van de kop vlak ligt
met het vlak van het ventiel.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center systeem aangekoppeld
wordt en de kogelkraan staat in positie A, dan wordt de
hydrauliekolie zeer heet, omdat de maximale oliestroom bij
maximale druk onafgebroken doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de olie te voorkomen moet de kogelkraan
worden omgezet, of de oliestroom aan de trekker moet beduidend
worden verminderd.
N.B.: Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE,
CASE MAXXUM, CASE MAGNUM
Voor het aankoppelen de bout met
cilindrische kop (7) aan het stuurventielblok
met een schroevendraaier in het blok
draaien.
Elektrische voeding
De stroomaansluiting (8) van 12 V moet geschieden via een relais
(9), die door contantslot (10) gevoed wordt.
Leidingsdoorsnede minimal 2.5 mm2, beveiliging 16A (11).
De stroomvoeding voor de bediening van de opraapwagen
geschiedt door de poolaansluiting "54 g" (+ pool) en "31" (pool).
Deze aansluiting kan alleen in een goede servicewerkplaats
worden uitgevoerd,
Nooit direct op het contactslot aansluiten
Nooit direct op het accu van de trekker aansluiten (brandgevaar
of beschadiging van de elektrische installatie).
Aansluiting van de opraapwagen
- Na het uitvoeren van deze werkzaamheden kan de 7-polige
steker (12) van de opraapwagen in het stopcontact van de trekker
worden gestoken.
- Verlichting controleren.
JOHN DEERE
CASE MAXXUM
CASE MAGNUM
FORD Serie 40 SLE
Standard-
position
TD20/94/6
TD 20/94/5
7
JOHN DEERE
CASE MAXXUM
CASE MAGNUM
FORD Serie 40 SLE
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53

Pottinger UNI T 29 K Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

in anderen Sprachen