Pottinger AEROSEM 5000 F Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Handleiding
NL
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding" Nr.
Rijenzaaimachine
99 8548.NL.80K.0
AEROSEM F 5000
Type 8547 : + . . . 01001)
AEROSEM F 6000
Type 8548 : + . . . 01001
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
0800_NL-INHALT_8548
INHOUDSOPGAVE NL
Inhoudsopgave
AANBOUW AAN DE TRACTOR
Houders aan de tractor.............................................. 5
Montage van de slangen ........................................... 5
Fronttank - aanbouw: ................................................ 6
Aanbouw van de zaairail ............................................ 6
Aanbouw elektronische regeling................................ 7
Transportpositie en arbeidspositie ............................ 7
Algemene aanwijzingen bij het transport over de
weg ............................................................................ 8
Voorzichtig bij draaimanoeuvres op een helling! ....... 8
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
Beschrijving van een doseereenheid ......................... 9
Hoeveelheid zaad per hectare instellen ..................... 9
GEBRUIK OP HET VELD
Spoortrekker ............................................................ 13
Verdeler .................................................................... 14
Rijpaden ................................................................... 14
Spoorwiel en impulsgever ....................................... 15
Rijpaden-markering 1) ............................................. 15
Kouterdruk / zaaidiepte instellen ............................. 15
Instellen van de kouterrail ........................................ 15
Kouterwisselsysteem ............................................... 16
Tandsoorten ............................................................. 17
Tips voor gebruik (korte handleiding) ...................... 18
ISOBUS - TERMINAL
Ingebruikname van de regeling ............................... 19
Menupunten in het startmenu ................................. 19
Instellen van de regeling .......................................... 20
Werken met de regeling ........................................... 28
Zaai-menu................................................................ 30
Automatische functies ............................................. 31
Bedrijfsgegevens ..................................................... 32
Diagnose-menu ....................................................... 33
Alarm- en waarschuwings-meldingen ..................... 35
Joystick - Bezetting zaaimachine ............................ 36
Instellen van de joystick .......................................... 36
Gebruik van de tractorgegevens ............................. 37
Basisinstelling .......................................................... 38
Controleren voor instelling! ...................................... 38
Standaardhydrauliek ventilatoraandrijving .............. 39
Hydr. Ventilatoraandrijving met Load Sensing
aansturing ................................................................ 40
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ............................................... 41
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud ......... 41
Reinigen van machinedelen ..................................... 41
In de openlucht laten staan ..................................... 41
Overwinteren ........................................................... 41
Aftakassen ............................................................... 41
Hydrauliekinstallatie ................................................. 41
Onderhoudsaanwijzingen ........................................ 42
Radar-sensor ........................................................... 43
Uitrustingsvarianten ................................................. 44
Gebruik conform bestemming van de machine ...... 44
Plaats van het typeplaatje ....................................... 44
Technische gegevens .............................................. 45
MULTITRONIC
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult ................................................................. 60
In gebruik nemen van de besturing ......................... 60
Betekenis van de toetsen ........................................ 60
Bedieningsdeel inschakelen .................................... 61
Systeem-nieuwstart ................................................. 61
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden ............. 61
Menu-basisinstelling ................................................ 62
Hoofdmenu .............................................................. 63
Zaadmenu ................................................................ 64
Afdraaimenu (Calibreren) ......................................... 65
Hectareteller ............................................................ 67
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling .............. 68
Rijpadenschakeling ................................................. 69
Rijpadenteller ........................................................... 70
Stotterschakeling ..................................................... 70
Controlefuncties ...................................................... 71
Alarmering ............................................................... 72
Sensortest ............................................................... 73
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken .............................. 76
Aftakas ..................................................................... 77
Smeerschema .......................................................... 79
ZAAITABEL
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T ........... 80
Aerosem 300, 3000, Terrasem 3000, 3000 T ........... 81
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig ......... 82
NL
- 5 -
0900-NL ANBAU_8548
AANBOUW AAN DE TRACTOR
Let er bij het plaatsen van de leidingen op dat het
heffen/neerlaten van de machine en het openen van
het tankdeksel niet wordt belemmerd!
Houders aan de tractor
- Voor bevestiging van de buizen aan de tractor worden
buishoudbeugels meegeleverd.
- De houders (A, B, C) voor de montage van de buisbeugels (D)
aan de tractor worden niet meegeleverd.
De aanbouwelementen moeten afhankelijk van het type tractor
ter plaatse zelf worden aangepast.
Montagevoorbeeld voor:
- Houder (A) plaatsen en
beugel (D) monteren.
Montagevoorbeeld midden:
- Buisklem (B) aan
cabinebeugel bevestigen
en beugel (D) monteren.
Montagevoorbeeld achter:
- Houder (C) aan cabine
bevestigen en beugel (D)
monteren.
Montage van de slangen
Slangen passend maken
- Machine in neergelaten positie (voor en achter)
- Slangen op optimale lengte afsnijden
- Slangaansluitingen monteren
Verbinden van slang en buis
- Afdichting (E) op de buis schuiven en uiteinden koppelen
- Met buisverbinder (F) vastklemmen.
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 6 -
0900-NL ANBAU_8548
Fronttank - aanbouw:
Tank aanbouwen aan de front-driepuntshydraulik
- Cat. II of koppelingsdriehoek;
- Op de juiste manier beveiligen!
Front-aftakas voor ventilatoraandrijving aanbouwen
- 1000 omw/min., rechtsdraaiend in rijrichting.
- Cardanas aanpassen/aanbouwen (zie bijlage 'Cardanas')
Cardanaslengte in horizontale en neergelaten positie
bekijken!
Tijdens het gebruik moeten de fronttank en de cardanas horizontaal
liggen
- instellen door topstanglengte en hefhoogte.
Spiraalslangen aansluiten
(volgens beschrijving 'Montage van de slangen')
Frontkabelboom aansluiten
- Stekkers (S1, S2, S3) met de betreffende stekkerdozen verbinden.
Hydraulische leidingen aansluiten
- Bij hydraulische ventilatoraandrijving leidingen aan punt
(H) koppelen. Instellingen zie hoofdstuk 'Hydraulische
ventilatoraandrijving'
Aanbouw van de zaairail
Zaairail aanbouwen
- De op steunen (1) staande zaairail aan een
bodembewerkingsapparaat aanbouwen.
- Op de juiste manier beveiligen!
- Wegzetsteunen (A) na het heffen van het apparaat weghalen,
daarvoor de spiebouten (2) verwijderen.
Spiraalslangen aansluiten
(volgens beschrijving 'Montage van de slangen')
Frontkabelboom aansluiten
- Stekker (S) met de betreffende stekkerdozen verbinden.
Hydraulische leidingen aansluiten
- Spoortrekkers - dubbelwerkend
- Kouterdrukverstelling - enkelwerkend
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 7 -
0900-NL ANBAU_8548
Aanbouw elektronische regeling
7-polige elektrokabel aan de fronttank pos. (S1) aansluiten
het bedieningspaneel in de tractorcabine bevestigen
Transportpositie en arbeidspositie
Omstellen in de transportpositie
Het hydraulische regelventiel aan de tractor bedienen
- de spoortrekkers worden ingezwenkt
- spoortrekkers met bouten (14) beveiligen
Vergrendelingskleppen (15) moeten vastklikken
Omstellen in de arbeidspositie
De fixering van de spoortrekkers losmaken
- de bouten (14) uit de houder verwijderen
Voor verdere informatie
- zie hoofdstuk 'Gebruik'
NL
AANBOUW AAN DE TRACTOR
- 8 -
0900-NL ANBAU_8548
Algemene aanwijzingen bij het transport
over de weg
Werktuig zover laten zakken dat er een bodemvrijheid
van 25 - 30 cm beschikbaar is.
Voordeel: het zwaartepunt van het werktuig ligt dieper, daardoor
een geringer kantelgevaar.
Het hydraulische regelventiel aan de tractor tegen
onbedoeld aanraken beveiligen!
De arbeidseenheden zijn in de transportpositie (fig.9) hydraulisch
vergrendeld.
De hydraulische vergrendeling wordt losgemaakt door het
hydraulische regelventiel te bedienen.
Verlichting en markering controleren
- op functioneren
- op beschadiging
Noodzakelijke uitrusting
- rood/wit gestreepte waarschuwingsbordjes
- rode verstralers naar achteren
- witte verstralers naar voren
- begrenzingsverlichting (indien noodzakelijk)
Wanneer de verlichting achter of de richtingaanwijzers (knipperlichten)
van de tractor door het aangebouwde werktuig worden afgedekt,
moet het werktuig zelf worden voorzien van extra verlichting.
Voorzichtig bij draaimanoeuvres op een helling!
De rijeigenschappen van de trekker worden beïnvloed door het
gewicht van de aangehangen machine.
Dit kan vooral op hellingen tot gevaarlijke situaties leiden.
Kantelgevaar bestaat
als de arbeidseenheden hydraulisch worden geheven of worden
neergelaten
bij het nemen van bochten met geheven arbeidseenheden
Veiligheidsaanwijzing
• Verlaag het tempo bij het nemen van bochten.
Rij op de helling liever achteruit, dan een riskante
draaimanoeuvre uit te voeren.
NL
- 9 -
0300-NL ABDREHEN_8548
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
Beschrijving van een doseereenheid
Algemeen
De doseeras-controle geeft de bestuurder een signaal als de doseeras
tijdens de werkzaamheden blijft staan (storing in de aandrijving).
Let erop dat beide detectoren (49) synchroon lopen
- als de linker sensor op de opening staat, moet de rechter ook zo
staan.
- Sensor-afstand tot de detector 1 -3 mm
Standaard uitrusting
een grof doseerwiel (pos.40)
twee fijne doseerwielen (pos.40a, 40b)
Optioneel:
een grof doseerwiel (pos.48b)
- voor grof zaaigoed zoals erwten en bonen
- voor zaaihoeveelheden vanaf 250 kg/ha
een grof doseerwiel (pos.48c)
- voor hybride zaaigoed zoals lijnzaad, gras, zonnebloemen.
- voor gereduceerde hoeveelheden zaad van 30 - 40 kg/ha
Hoeveelheid zaad per hectare instellen
Afdraaien (kalibreren)
Bij het zogenaamde 'afdraaien' wordt vastgesteld welke hoeveelheid
(kg) zaaigoed per hectare wordt opgebracht, bij de actuele instelling
van de doseerinrichting.
De doseerinrichting van de rijenzaaimachine kan daardoor exact
worden aangepast aan de gewenste hoeveelheid zaad.
Een nauwkeurige beschrijving hiervan is te vinden in de
gebruiksaanwijzing van de rijenzaaimachine-regeling 'Artemis', in
de bijlage van deze handleiding.
Voordat met het eigenlijke 'afdraaien' wordt
begonnen, moeten de aanwijzingen op de volgende
bladzijden worden nageleefd.
Het 'afdraaien' moet altijd met beide doseereenheden
tegelijk worden uitgevoerd. Op die manier kunnen
eventuele verschillen van hoeveelheden zaad direct
worden herkend.
4040b 40a
48b
48c
168-01-48
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 10 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Let op bij de instelling van de doseereenheden
Alle instellingen altijd aan de beide doseereenheden
van de AEROSEM 5000F, 6000F uitvoeren!
1. Keuze van de doseerwielen ( I, II, III )
- Spiebout (39) verwijderen
- De as in de betreffende boring ( I, II, III ) met de spiebout (39)
vastzetten.
Met de stergreep kan de as door enigszins heen en weer te
draaien worden verschoven.
Pos. III grof doseerwiel (40)
Pos. II beide fijne doseerwielen (40a , 40b)
Pos. I een fijn doseerwiel (40a)
4040b 40a
In positie I en II (fijn zaad) moet het groffe doseerwiel worden vastgezet
- Hendel 45 in positie B
In positie III (grof zaad) moet het groffe doseerwiel meedraaien
- Hendel 45 in positie A
2. Positie van de afdraai-kleppen (hendel 47)
Altijd beide afdraai-kleppen bedienen, ook als er met slechts één
doseerapparaat wordt afgedraaid.
Afdraaien: hendel (47) in positie B
Bij gebruik: hendel (47) in positie A
Fig.12
Fig.11
3. Positie van de bodemklep (hendel 48)
1 - 6 Inkeping-posities (zie zaaitabel)
De bodemklep van de doseereenheid is geveerd en kan daarom
bij obstakels in het zaaigoed meebewegen.
De bodemklep een inkeping verder openen als bij de
afdraaiprocedure korrelbreuk wordt vastgesteld.
Fig.13 Fig.14
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 11 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Voor het verwijderen van de zaaigoed-restanten
- passende reservoirs (bijv. emmer) onder de afvoeropeningen
plaatsen
- beide schuiven openen (pos.52)
Voor het gebruik beide schuiven sluiten (pos.53)
4. De roeras van roervingers voorzien
De roeras met roervingers zorgt voor een gelijkmatige toevoer van
het zaaigoed naar de doseerwielen.
De buitenste roervingers (50) naar binnen wijzend plaatsen
De roervingers verwijderen bij
- goed rollende erwten en bonen,
- oliehoudende zaadsoorten (de korrels zouden anders
kapotgewreven kunnen worden)
- koolzaad
Toets voor het kort inschakelen van de doseerder
Door op deze toets te drukken beginnen de roerassen en de
doseerwielen te draaien. De doseerwielen worden daardoor gelijkmatig
met zaaigoed gevuld. Pas dan mag met het eigenlijke 'afdraaien'
worden begonnen.
Stappen in het proces voor het 'afdraaien'
Doseerwielen kiezen (fig.11)
beide schuiven sluiten (pos.53)
• Bodemkleppen instellen
Roerassen voorzien van roervingers (50) (indien noodzakelijk)
Tank vullen met zaaigoed
passende reservoirs (bijv. emmer) onder de afvoeropeningen
plaatsen
beide afdraaikleppen openen (fig.12, pos.B)
de toets (51) zolang indrukken tot het zaaigoed gelijkmatig in
de reservoirs stroomt (ongeveer na 2 - 3 omwentelingen van de
doseerwielen)
Toets loslaten en het zaaigoed uit de reservoirs verwijderen (terug
in de tank)
De voorbereidingen zijn nu afgerond en er kan met het 'afdraaien'
worden begonnen.
Een nauwkeurige beschrijving hiervan is te vinden in de
gebruiksaanwijzing van de rijenzaaimachine-regeling 'Artemis',
in de bijlage van deze handleiding.
Stappen in het proces na het 'afdraaien'
beide afdraaikleppen sluiten (fig.12, pos.A)
Juiste ventilatortoerental instellen (fijn zaad / grof zaad)
- zie bijlage 'Instelling van de hydraulische ventilatoraandrijving'
NL
TE ZAAIEN HOEVEELHEID INSTELLEN
(ABDREHEN)
- 12 -
0300-NL ABDREHEN_8548
Doseerwielen wisselen:
1. Schroeven (S) demonteren (4x)
2. Spiebout (V) aan de achterkant verwijderen
3. Hendel (H) in pos. 6 plaatsen
4. Veren (F) in de tank demonteren
5. Doseereenheid uittrekken
6. Doseerwiel wisselen
NL
- 13 -
0300-NL EINSATZ_8548
GEBRUIK OP HET VELD
Spoortrekker
De schijvenspoortrekkers kunnen op het trekkermidden worden
ingesteld (fig. 10).
B = werkbreedte
A = halve werkbreedte
R = rijenafstand
Spoortrekker instellen (fig. 15)
Afstand ten opzichte van de kouterrail:
A = halve werkbreedte
Afstand ten opzichte van de buitenkouter:
A1 = werkbreedte + rijenafstand
2
Door de schijvenas (29) te verdraaien, kan de schijf, afhankelijk van
de bodemgesteldheid, op meer of minder grip worden ingesteld.
Overbelastingbeveiliging:
Afbreekschroef alleen M 10 x 35 DIN 601 4,6 gebruiken!
Spoortrekker gebruiken
- zie ook paragraaf 'Omzetten in arbeidspositie' in het hoofdstuk
'Aanbouw aan de tractor'
Het neerlaten van de spoortrekkers gebeurt bij gebruik
op het veld
- automatisch afwisselend (links en rechts)
- steeds in positie 'Neerlaten' na een 'Heffen'-functie
De impuls voor doorschakelen wordt pas doorgegeven als beide
spoortrekkers tegen de aanslag worden ingeklapt.
- Bij gebruik, als de spoortrekker voor een obstakel moet worden
ingeklapt
- de spoortrekker niet tot de aanslag inklappen, slechts ongeveer
tot de verticale positie:
dan komt er geen impuls voor doorschakelen;
of de spoortrekker helemaal inklappen en vervolgens het
rijpadenritme terugplaatsen.
Bij het neerlaten de spoortrekker
- meteen na het overschrijden van de 'dode punt-positie' het
hydraulische regelventiel in de 'zweefstand' schakelen.
- ook tijdens de zaaiprocedure het hydraulische regelventiel altijd
in de 'zweefstand' laten.
Voor transportritten
- de spoortrekkers tot de aanslag inklappen en met bouten
beveiligen.
Fig.15
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 14 -
0300-NL EINSATZ_8548
Het aanleggen van rijpaden
- Grijze aansluitdelen (slangen) op de juiste zaaihendel (spoorbreedte)
plaatsen.
- Aan een rijpaden-afvoeropening is de onderste hendel voor het
verstellen van de klep (31, 31a) middels een schroef met de
schakelmagneet verbonden.
- De schroeflengte van de schakelmagneet moet zo worden ingesteld
dat bij een geblokkeerde afvoeropening de klep boven tegen de
afvoerwand ligt (31).
- De bovenste klephendel aan de rijpaden-afvoeropeningen niet
fixeren (36a)!
Aan de normale afvoeropeningen (open afvoeropeningen zonder
schakelmagneten) moet de bovenste kleppenhendel worden
gefixeerd (36).
Rijpaden
- De afstanden van rijpaden kunnen worden aangepast aan de
werkbreedte van het volgwerktuig (bijv. veldspuit).
Bij het aanleggen van de rijpaden worden de bereiken van de
wielsporen (S1, S2) niet met zaaigoed bestrooid.
Daarvoor worden de betreffende afvoeropeningen (rijpaden-
afvoeropeningen) voor het zaaigoed geblokkeerd (31), het zaaigoed
wordt weer in de hoofdpijp (31b) teruggeleid.
Dit zaaigoed wordt echter niet over de andere rijen extra verdeeld.
De noodzakelijke hoeveelheid zaaigoed voor de zaaiprocedure
(normale afvoeropeningen) wordt elektronisch geregeld.
Verdeler
Het gedoseerde zaaigoed wordt in de verdeler gelijkmatig over het
aantal kouters verdeeld en door spiraalslangen naar de kouters geleid.
- Let erop dat de slangen ten opzichte van de buitenste kouters
met niveauverschil worden geplaatst
- niet laten doorhangen!
Rijpaden-afvoeropening (31a)
open, het zaaigoed komt in de
bodem terecht.
Rijpaden-afvoeropening (31)
geblokkeerd, het zaaigoed komt
niet in de bodem terecht.
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 15 -
0300-NL EINSATZ_8548
Spoorwiel en impulsgever
Het spoorwiel (31) drijft een impulsgever aan.
Deze levert de elektronische regeleenheid de waarden voor een
afgelegd traject bij een zaaiprocedure.
De elektronische regeleenheid berekent daarbij voortdurend de
benodigde hoeveelheid aan zaaigoed voor ieder deel van het traject,
als bijv. niet steeds hetzelfde tempo wordt gereden.
Deze wegregistratie is zeer nauwkeurig en zonder fluctuaties (slip),
omdat er geen mechanische kracht wordt overgebracht.
Aanwijzing:
De ventilator moet met voldoende toerental lopen.
Als de ventilator een te laag toerental heeft, wordt het zaaigoed
niet uit het reservoir geblazen (verstoppingsbeveiliging).
Voor het transport het spoorwiel omhoog brengen en vastzetten.
Rijpaden-markering 1)
Als het zaad nog niet is opgekomen, - er zijn nog geen planten
zichtbaar -, is het rijpad normaalgesproken niet herkenbaar. Het
aansluitend bewerken van het veld, bijv. met een veldspuit, wordt
dan bemoeilijkt.
Dan kan het van voordeel zijn om de beide rijpaden-markeurs (30)
bij de zaaiprocedure te gebruiken. Deze schijven markeren het
rijpadenspoor.
De beide schijven op de rijpaden-afstand instellen.
- deze instelling kan worden aangepast aan de werkbreedte van
het volgwerktuig (bijv. veldspuit).
de beide schijfarmen
- voor transportritten helemaal omhoog zwenken en vastzetten
- voor de werkzaamheden uit de bovenste positie losmaken.
1) Als optie
Kouterdruk / zaaidiepte instellen
- hydraulisch verstelbaar door enkelwerkend regelventiel
- extra door omsteken van de veer aan de zaaihendelarm
- verstelbereik is door de geperforeerde plaat begrensbaar
Instellen van de kouterrail
- De zaairail moet op 38 - 40 cm hoogte worden ingesteld, zodat
de kouters een optimaal pendelbereik naar boven en beneden
hebben.
- Zaairail zo instellen dat de stijgbuis aan de verdelerkop verticaal
staat.
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 16 -
0300-NL EINSATZ_8548
Kouterwisselsysteem
Bij de 'AEROSEM F' kunnen trekkouters en breedzaaikouters zonder
gereedschap worden verwisseld.
- Veer (33/1) losmaken en veerbeveiligde bout (33/2) uittrekken.
- Gemonteerde bout weer beveiligen.
Trekkouters (afb. 33) – normaalkouters
Voor vlak zaaien kunnen aan de trekkouters verstelbare
dieptebegrenzers worden bevestigd (33/4) - ook achteraf nog.
Breedzaaikouters (afb. 34)
Bandbreedte ca. 8,5 cm, voor een opbrengsvergrotende zaadverdeling
over een breed oppervlak; geschikt voor een schone, fijne bodem.
Trek- en breedzaaikouters hebben een verstoppingsbeveiligings-
steun; bovendien kunnen deze verend naar voren toe worden
weggeklapt om verbuigingen te voorkomen wanneer ze worden
weggezet.
Eenschijfskouters (afb. 35) - van voordeel bij langstengelige
organische restanten.
De roterende afstrijker (35/1) reinigt de schijf (35/2) aan de binnenkant,
van aangehechte aarde.
De buitenkant heeft vanwege de welving een zelfreinigend vermogen.
Door de rubber lap (35/3) wordt voorkomen dat de korrels in de
sleuf springen.
Door de schroefas (35/4) in- en uit te draaien, kan de aandrukkracht van
de roterende afstrijker worden gewijzigd. Schroefas met contramoer
weer beveiligen.
Let erop dat de kunststof schijf van de roterende
afstrijker niet ook aan de voorkant aanloopt.
Dit zou een remmend effect op de schijf tot gevolg
hebben.
Aandrukrol (fig.36) (extra uitrusting; alleen voor machines
met rijenafstand groter dan 14 cm)
Met de aandrukrol (36/1) kunnen de zaadkorrels in de sleuf worden
aangedrukt of de zaaisleuf kan door de rollen worden dichtgedrukt.
De montage af fabriek is in de zaaisleuf voor het aandrukken van
de zaadkorrels.
Wanneer de aandrukrol naast de zaaisleuf loopt, dan wordt deze
door de rol dichtgedrukt.
Daarvoor kan de rol (36/1) aan de houder (36/2) worden omgeschroefd.
Bovendien worden de eenschijfszaaikouters door de aandrukrol de
diepte in gedreven.
De diepte-instelling kan door het omsteken van de haarspeldveer
(36/3) in trappen van 1 cm worden versteld.
Afb.: 33
Afb.: 34
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 17 -
0300-NL EINSATZ_8548
Afb.: 33
3
Afb.: 38
1
Tandsoorten
Koutertandhouder (afb. 33) alleen voor trekkouters
- Aan de kouters van de achterste rij geveerd aan te brengen.
- Voor lichte tot middenzware bodem zonder oogstrestanten.
Zaaitandhouder (afb. 38) tweedelig
- Twee rijen met nalopende tanden
- Voor middenzware en zware bodem.
Tandendruk te variëren door de onderste tandhoudersteunen (38/a+b)
om te steken en door de moer (38/c) aan de buffer te verwijderen.
Precisietandhouder (afb. 39):
- Geschikt voor alle bodems en omstandigheden.
De afzonderlijk geveerde tandhouderelementen zijn 'centraal'
verstelbaar.
Druk (intensiteit) in lijstgaten (39/1) met stekker kiezen.
Tandbeveiliging aanbrengen! (Bescherming = extra uitrusting, afb. 40).
Afb. 39
Afb. 40
NL
GEBRUIK OP HET VELD
- 18 -
0300-NL EINSATZ_8548
Machine gebruiksklaar maken
- Spoorwoeler
- Bodembewerkingsmachines
- Spoorwiel
- Spoortrekker
- Rijpaden-schakeling
- Rijpaden-markeur
- Ventilatortoerental
Instellingen controleren (als bij 'Afdraaien')
- Doseerwielenpositie
- bij fijn zaad groffe doseerwielen vastgezet
- Bodemkleppen
- Roerassen
- bij koolzaad roervingers verwijderen
- Afdraaiklappen
- Elektronica inschakelen
- Rijpadenritme controleren
- Juiste toerental
- al bij het wegrijden ten minste 1/2 gas geven
- dan constant toerental aanhouden
- Let op bij het starten met zaaien
Het zaaigoed heeft normaalgesproken een bepaalde tijd nodig
vanaf de doseerder tot aan de zaaikouters (ca. 1 s / 2 m).
Door de gepatenteerde voordosering van de Aerosem F hoeft
hiermee echter geen rekening te worden gehouden.
De zaaigoed wordt direct vanaf het begin in de bodem gebracht.
Dit is ook praktisch wanneer er wordt stilgestaan.
Instelling van de voordosering
- zie handleiding 'Artemis' punt 4.2.3
Korte tijd na zaaibegin controleren
- of alle kouters zaaien
- de zaaidiepte
- Tijdens het gebruik
- de kouters regelmatig controleren op eventuele verstoppingen
Rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden
- zodat het zaaibed gelijkmatig wordt ingezaaid.
Hydraulisch regelventiel voor de spoortrekkers tijdens
het gebruik altijd in zweefstand laten.
Bij het vullen van het zaaigoedreservoir opletten
- dat er geen vervuilingen (papierresten, etiketten) in het reservoir
komen.
- Reservoirdeksel tijdens het gebruik gesloten houden.
- Vulpeil in het reservoir in de gaten houden (automatische
resthoeveelheidmelder)
Zaaigoedreservoir indien mogelijk altijd legen
- vooral vóór een langere onderbreking van de werkzaamheden
- vanwege de hygroscopische eigenschappen van het zaaigoed
- zodat knaagdieren niet worden aangelokt
Let op! Beits irriteert en is giftig!
Zaaigoedrestanten bij de doseerwielen verwijderen
- Zaaimachine laten zakken
- Opvangreservoir onder de trechter van de afvoeropening plaatsen
- Schuiven openen
- Doseerwielen enigszins draaien (met stergreep)
- aansluitend ventilator kort laten lopen om alle restanten van het
zaaigoed te verwijderen.
Tips voor gebruik (korte handleiding)
- 19 -
0700_NL-ISOBUS_8548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Ingebruikname van de regeling
- Terminal inschakelen
- Startmenu wordt weergegeven
Menupunten in het startmenu
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 WORK-menu
3 SET-menu
4 DATA-menu
5 DIAG-menu
Aanwij-
zing!
De keuze van de
invoervelden
en de invoer is
afhankelijk van
de producent
(zie handleiding
ISOBUS-terminal).
Variant
Bediening met ISO-control-terminal
Variant
Bediening via ISO-bus-trekker-terminal
Joystick
ISO-bus
adapter
Tractorkabel met ISO-bus
Bedieningspaneel
ISO-control
10 Ampere - zekering
Display
trekker-terminal
Aanwij-
zing!
Lees de volgende
aanwijzingen
en toelichtingen
voor gebruik
aandachtig door.
Hierdoor worden
bedienings- en
instellingsfouten
voorkomen.
1
2
3
4
5
- 20 -
0700_NL-ISOBUS_8548
ISOBUS - TERMINAL NL
Uitgaand vanuit het SET-menu
- Toets 2 indrukken
U komt in het machine-menu
Betekenis van de invoervelden:
a Type:
Veel regelingsfuncties zijn afhankelijk van het type
machine.
De volgende typen kunnen worden gekozen:
Terrasem 3000, Terrasem 4000, Terrasem 6000,
Aerosem 5000 F, Aerosem 6000 F
b Breedte:
Belangrijk voor de dosering, hectaretelling,...
Uitgaand vanuit de startweergave
- Toets 3 indrukken
U komt in het SET-menu
Betekenis van de toetsen:
1+6 STOP
Afbreken van alle lopende functies
Instellen van de regeling
Aanwijzing!
Voor het eerste
gebruik van de
regeling moeten
enkele instel-
lingen worden
uitgevoerd om
een correct
functioneren te
garanderen.
2 Machine
Keuze van het type machine en de uitrusting
3 Voordosering
Instellingen voor voordosering
4 Kalibratieproef (= afdraaiproef)
Uitvoeren van de kalibratieproef
5 Zaaigoedbibliotheek
Bewerken van de bibliotheek, zaaigoedkeuze
7 Rijpadenschakeling
Instellingen voor rijpadenschakeling
8 Tijden
Instellingen voor tijdgestuurde processen
(spoortrekkers,...)
9 Alarmen
Alarminstellingen
10 ESC
Verlaten van de actieve weergave
c Rijpadenmarkeur:
Belangrijk voor automatiek- en diagnosefuncties.
(Rijpadenmarkeur alleen in combinatie met
spoortrekker kiezen omdat er anders geen
bedieningsmogelijkheid is.)
De volgende waarden kunnen worden gekozen:
JA, NEE
d Wendakkertoerental:
Het ventilatortoerental waarmee de ventilator in de
wendakker wordt neergelaten kan worden ingesteld,
daardoor wordt een verstopping door daling van het
ventilatortoerental in de wendakker voorkomen.
e Ventilatorniveau1:
Normtoerental voor ventilatorniveau 1 (fijn zaaigoed)
in omw/min.
f Ventilatorniveau 2:
Normtoerental voor ventilatorniveau 2 (normaal
zaaigoed) in omw/min.
g Keuze van de taal:
Duits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans en Tsjechisch.
Meldingen worden in de ingestelde landstaal
weergegeven.
1. Instellen van het type machine en de uitrusting
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
a
b
c
ef
d
g
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86

Pottinger AEROSEM 5000 F Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

in anderen Sprachen