Pottinger BOSS L 22 T Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

Dieses Handbuch ist auch geeignet für

(ANDLEIDING
NL

).3425#4)%36//2$%/6%2$2!#(46!.-!#().%3PAGINA
6ERTALINGVANDEORIGINELEHANDLEIDING
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
.R
Ladewagen
BOSS L 22 T
(Type 517 :
+ . . 02454
)
BOSS L 25 T
(Type 592 :
+ . . 01001
)
BOSS L 28 T
(Type 524 :
+ . . 01501
)
ALLG./BA SE
I
TE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
-
Document A
getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
-
Document B
blijft bij de dealer en
-
Document C
is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op!
Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL
Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document
D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is.
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
X
X
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
-
Document A
getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
-
Document B
blijft bij de dealer en
-
Document C
is voor de gebruiker.
- 4 -
0800 NL INHALT_517
NL
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ...................................................................................... 5
Betekenis van de waarschuwingstekens .......................................... 5
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de wagen ..... 6
Voor het in gebruik nemen ................................................................ 7
STEUNPOOT
Bediening zwenkbare steunpoot ....................................................... 8
Aankoppelen van de opraapwagen
................................................... 8
Afkoppelen van de opraapwagen ..................................................... 8
KNIKDISSEL
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker .................. 9
Controle van de knikdisselbeveiliging ............................................... 9
BEREMMING (OPSTEEKHANDREM)
In bedrijfstellen (voor de eerste keer) .............................................. 10
Inkorten van de bowden-kabel
........................................................ 10
Aanpassen aan de trekker ............................................................... 10
Nastellen van de rem ....................................................................... 10
AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE OPRAAPWAGEN
Rembreekkabel .............................................................................. 11
Breekkabel voor handrem ............................................................... 11
Aftakas aanpassen .......................................................................... 11
Hydraulische aansluiting ................................................................. 11
Inbedrijfstellen ................................................................................ 11
Afkoppelen en neerzetten van de wagen ........................................ 11
Parkeren in de open lucht ............................................................... 11
Winterberging .................................................................................. 11
HYDRAULISCHE BEDIENING
Hydrauliekaansluiting ...................................................................... 12
Bedieningshendels variant I ........................................................... 13
Bedieningshendels variant II .......................................................... 14
Storingen ........................................................................................ 15
PRE SELECT CONTROL VORWAHLSCHALTUNG
Hydrauliekaansluiting ...................................................................... 16
Elektrische voeding ........................................................................ 16
Montage en controle van de bedieningsunit .................................. 17
Storingen ........................................................................................ 18
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Hydrauliekaansluiting ...................................................................... 19
Montage en controle van de bedieningsunit .................................. 20
Verklaring van de functies ............................................................... 21
Storingstabel oplossing .................................................................. 22
HET VULLEN VAN DE WAGEN
Opraper afstellen ............................................................................. 23
Gewaskeerplaat afstellen (52) ........................................................ 23
Laden algemeen .............................................................................. 23
Het beginnen van laden................................................................... 23
Tijdens het laden opletten ............................................................... 23
Stoppen met laden ......................................................................... 23
SNIJINRICHTING
Snelinsteek-meshouder (M) ........................................................... 24
Wegkantelen van een snelinsteek-meshouder ............................... 24
Demontage van een snelinsteek-meshouder ................................. 24
Onderhoud ...................................................................................... 25
Mesbeveiliging
................................................................................ 25
BOVENBOUW
Mechanische afstelling .................................................................... 26
Geleideplaten (56)............................................................................ 26
Boventouwen ................................................................................. 26
ACHTERHEK
Achterhek mechanisch openen
s)
................................................... 27
Achterhek hydraulisch
w)
openen en sluiten ..................................... 27
Het rijden op de openbare weg ....................................................... 27
Afstellingen ...................................................................................... 28
Lossen met neergeklapte bovenbouw ............................................ 29
Lossen met opgeklapte bovenbouw ............................................... 29
Storingen ......................................................................................... 30
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ....................................................................... 36
Onderdelen ..................................................................................... 36
Openen van de beschermkap ......................................................... 36
Opraper ........................................................................................... 37
Invoerrotor ....................................................................................... 37
Bodemketting .................................................................................. 38
Tandwielkast .................................................................................... 38
Hydrauliekinstallatie ........................................................................ 38
Reinigen van machinedelen ............................................................ 38
Bandenspanning ............................................................................ 39
TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens ...................................................................... 40
Extra toebehoren ............................................................................. 40
Plaats van het typeplaatje ............................................................... 40
Doelgericht gebruik van opraawagens ............................................ 41
Juiste kraanaanspanning................................................................. 41
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ..................................................... 44
Aftakas ............................................................................................ 45
Smeermiddelen ............................................................................... 47
Smeerschema ................................................................................. 49
- 5 -
NL
0400_NL-Warnbilder_511
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het verrichten van
onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker
motor
uitschakelen.
495.163
Raak nooit bewegende
machinedelen aan. Wacht totdat
deze volledig tot stilstand zijn
gekomen.
Houdt u zich a. u. b. tijdens het
bedrijf niet op in het zwenkbereik
van de achterklep.
Bij een lopende trekkermotor
niet in het zwenkbereik van het
achterhek komen. Alleen deze
ruimte betreden als de veiligheid
dit toelaat.
Kom nooit met lichaamsdelen in
het bereik van de pick-up wanneer
de kruiskoppelingsas aangesloten
is aan de trekker en de trekker
nog loopt.
Grijp nooit in de machine zolang
zich daar nog delen kunnen
bewegen.
Laadvloer niet betreden terwijl de
aandrijving is ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord
aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de
afgeleverde machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften
beantwoordt.
CE-kenmerk
Betekenis van de waarschuwingstekens
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die
betrekking
heb
ben op
de vei
lig
heid
met dit teken
aan
ge
ge
ven.
- 6 -
NL
1000_NL-
I
NBETR
I
EBNAHME_511
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen
van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker
ontstaat beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de
trekker gaan staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine
staan, zonder dat het geheel tegen wegrollen is
beveiligd. (Door gebruik van de handrem en/of
voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen als te trekkermotor
stil staat.
De cardanas moet bij het aankoppelen op de juiste
manier arrêteren.
Parkeren van de wagen
Wanneer de machine wordt af
ge
kop
peld moet de
kruis
koppelingsas
volgens voor
schrift af
ge
legd
wor
den resp. door een ketting be
ve
stigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het
ophangen van de
kruiskoppelingsas
benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor dat doel
waarvoor het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
technische gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en
totaalgewicht) mogen niet zodanig overschreden
worden, dat de wagen overbelast wordt. De
gegevens zijn ook op de rechterkant van de wagen
aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in
acht.
Der Anhänger darf nicht zum Transport von
Personen, Tieren oder Gegenständen benutzt
werden.
Aanwijzingen voor het rijden met de
wagen.
De rijeigen
schap
pen van de trekker worden door de
machine (aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen bestaat gevaar voor
omslaan.
Rijstijl aan de omstandig
heden
aanpassen.
Let op de maximale snelheden (afhankelijk van hoe
de aanhanger is uitgerust)
De trekker moet voor en achter voldoende
van bal
last
ge
wich
ten worden voorzien om de
bestuurbaarheid en de remkracht te waarborgen.
(Minstens 20% van het
leeggewicht van het voertuig
moet op de vooras rusten).
Let op de hoogte van de aanhanger (vooral onder
viaducten en bruggen, en bij lagere inritten enz…)
Die Beladung des Anhängers beeinflußt das
Fahrverhalten des Zugfahrzeuges.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Tijdens het rijden over openbare wegen moet
de achterwand zijn gesloten, de toegangsladder
moet zijn opgeklapt en de snij-installatie moet
naar de zijkant zijn ingeklapt. De verlichting moet
daarbij verticaal ten opzichte van de rijbaan zijn
aangebracht.
20%
Kg
Attentie!
Let ook op de
aanwijzingen
die verderop in
verschillende
hoofdstukken
worden
aangegeven.
- 7 -
NL
IN GEBRUIK NEMEN
1000_NL-
I
NBETR
I
EBNAHME_511
Controle voor de ingebruikname
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de
beschermkappen en afdekplaten op de juiste wijze
aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-
niveau's van de tandwielkasten controleren. Tevens
controleren of asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt
gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op
eventuele beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren
voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
*)
eventueel handrem in de cabine aanbrengen
*)
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen
worden bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte
worden gebracht voordat deze wordt gemonteerd.
De slipkoppeling moet gecontroleerd worden op de
werking.
10.
De werking van de electrische installatie controleren.
11.
De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd.
Deze moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden
gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12.
Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.)
moeten tegen verandering van positie, die gevaren
kunnen geven, geborgd worden en moeten veilig
zijn.
13.
De remmen moeten worden gecontroleerd.
*)
indien beschikbaar
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden
begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
ver
trou
wd ma
ken. Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het
voertuig of machine
deze op
verkeersen
bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen
en de aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen
personen in de nabije omgeving bevinden. Doordat men
in het bereik van de pick-up, messenbalk, achterhek en
bovenbouw bekneld zou raken, kunnen verwondingen
ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van
het voertuig moet de chauffeur zich ervan vergewissen
dat hij niemand in gevaar brengt. Als de chauffeur van
het voertuig niet in staat is om achter de aanhanger
te kijken, of geen overzicht heeft, dient hij zich bij het
achteruit rijden te laten instrueren.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen
zijn aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op
bladzijde 5.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Aanwijzing!
De volgende
aanwijzingen
moeten u
helpen bij de
ingebruikname
van de wagen.
Gedetailleerde
informatie
treft u in de
desbetreffende
hoofdstukken
aan.
- 8 -
9800_NL-STÜTZRAD_511
NL
STEUNPOOT
Bediening zwenkbare steunpoot
Excentrische kruk (1) slechts dan bedienen, als de
opraapwagen aan de trekker is vastgekoppeld (gevaar
voor ongelukken doordat de wagen zijdelings kan weg
kantelen). Houdt kinderen daarom uit de omgeving
van de wagen!
Aankoppelen van de opraapwagen
1. Opraapwagen aan de trekker koppelen en het
steunwiel helemaal
omhoog draaien.
2. Vergrend el p en m et
excentrische kruk (1)
losmaken.
3. Steunpoot omhoog
klappen en weer
vastzetten.
Steunwiel mag niet buiten de wagen steken!
Steunwiel helemaal indraaien!
Afkoppelen van de opraapwagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem neergezet
worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het steunwiel
vergroot worden door er bijvoorbeeld een stevige plank onder
te schuiven.
Uitsluitend een lege opraapwagen op de steunpoot
neerzetten.
De wagen op de rem zetten of blokken voor de wielen leggen
tegen het wegrollen.
1. Steunpoot iets optillen en
met excentrische kruk (1)
ontkoppelen.
2. Steunpoot naar beneden zwenken
en weer met de excentrische kruk
(1) vergrendelen.
Het vergrendeld zijn van de kruk
is met het oog dmv. borgstang (2)
waar te nemen.
3. Steunwiel dwars op de rijrichting, naar binnen gericht, draaien.
4. Opraapwagen zo ver omhoog draaien, tot het trekoog net vrij ligt
van de trekgaffel van de trekker.
Onderhoudstip
Vergrendelingspen af en toe licht invetten!
- 9 -
NL
9600_NL-KNICKDEICHSEL_511
KNIKDISSEL
Afstellen van de dissel tov. de trekgaffel van de trekker
Opdat de opraapwagen goed functioneert, moet de maat (M) met de aangekoppelde wagen
goed afgesteld worden (pendelweg van de opraper).
Maat
(M) = 43 cm
Aanwijzing:
Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen (M = 42 cm).
- Lege wagen op een vlakke vloer pla
at
sen.
Steunpoot neer klappen.
- Trekgaffel (A) van de trekker zo plaatsen, dat
als de wagen aangekoppeld is er voldoende
ruimte vrij blijft tussen de dis
sel en de
kruiskoppelingsas.
- Maat (M), vanaf de grond tot aan het
midden van het bevestigingspunt van het
oprapersteunwiel gemeten, instellen.
Dissel afstellen bij wagens met verstelspindel:
- Kontramoeren (K) losdraaien.
- Draadspanmoer (V) overeenkomstig verdraaien.
- Maat (M) controleren als de wagen achter de trekker gekoppeld is.
Dissel afstellen bij wagens met hydrauliekcilinders:
- Wagen aan de trekker koppelen.
- De plunjer van de hydraulische cilinders moeten
volledig ingeschoven zijn.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk (52)
haaks (ca. 90°) op de geleidestang (G) staat.
De klemwerking is dan weg
ge
no
men.
In de gaffel van de afstelspindel bevindt zich
een sleufgat.
- De bevestigingsbout (56) moet tegen de binnenzijde
van het sleufgat liggen.
- Kontramoeren (K) van de draadspindels losdraaien.
- Door het verdraaien van de plunjer van de cilinders
(50) de draadspindels er zover in- of uitdraaien tot de
maat (M) juist is.
Tijdens het verstellen moet de geleidestang (G) zich
in de buis kunnen bewegen (afstelling moer (51)).
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
- Moer (51) zover verdraaien tot het klemstuk (52) haaks (90°) op de geleidestang staat.
Controle van de knikdisselbeveiliging
Het functioneren van de disselklembeveiliging:
Deze voorkomt dat de wagen achterover kipt bij het achteruit rijden.
- Afstellen door het verdraaien van de moer (51), tot het klemstuk (52) iets scheef staat tov.
de geleidestang (G) en een achterover kippen van de wagen voorkomt.
Onderhoud:
Knikdisselbeveiliging regelmatig smeren!
- 10 -
9300_NL-HANDBREMSE_511
NL
BEREMMING (OPSTEEKHANDREM)
In bedrijfstellen (voor de eerste keer)
Wanneer de wagen voor de eerste keer in bedrijf gesteld
wordt de meegeleverde bevestigingssteun (12) onder
hand- en gezichtsbereik op het spatbord monteren.
Verplaatsbare handgreep voor de rem (13) vóór elke rit in
de steun op de trekker plaatsen.
- Remtest uitvoeren.
Inkorten van de bowden-kabel
In verband met de verschillende modellen en uitvoeringen
van trekkers wordt de remkabel met "overlengte"
geleverd.
Oom een optimale functie van de rem te waar
bor
gen moet
de kabel (A) zoveel mogelijk in één rechte lijn liggen.
Aanpassen aan de trekker
- Kabelklemmen (1) losmaken en kabel bij verstelmoer
(2) er verder uittrekken.
- Omhulsel van de bowdenkabel volgens tekening zo
ver inkorten tot nog zonder problemen in bochten kan
worden gereden.
- Kabel er weer insteken en met de kabelklemmen
bevestigen.
- Slag van de handel (B) controleren en indien nodig met
zeskante moer (3) instellen.
Nastellen van de rem
- Wanneer de remvoeringen erg versleten zijn, dan
moeten de remschoenen worden bijgesteld. De
afstelmoeren (3) aandraaien bij de handrem.
Indien deze verstelmogelijkheden niet voldo
en
de zijn dan
kan men de hefboom (19) op de as d.m.v. de vertanding
op astap verstellen.
Men moet erop letten dat bij het af
stel
len
de wielen (links en rechts) gelijkmatig
remmen.
Let op!
Wanneer de
reminstallatie niet
goed functioneert,
direct de trekker
stoppen en de
storing verhelpen.
NL
- 11 -
537 / AN- U. ABKUPPELN 9500 NL
AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE OPRAAPWAGEN
Rembreekkabel
(max. 25 km/uur en max.
4 ton toelaatbaar totaal-
gewicht)
Rembreekkabel (6) goed aan de
trekbek vastmaken! (Beveiliging
als het trekoog breekt of als de
wagen zichzelf afkoppelt).
Breekkabel voor handrem
(alleen bij oplooprem)
- Bij wagens die zijn
uitgerust met een
oplooprem moet de
breekkabel (1) van
de handrem aan de
trekker vastgemaakt
worden. Dit is voor de
veiligheid bij het verlie-
zen van de trekpen of
breuk van de trekbek
of trekoog.
Aftakas aanpassen
Voor het inkorten van de kruiskoppelingsas zie aanhangsel-B!
Hydraulische aansluiting
- Hydrauliekleidingen aan de trekker aansluiten.
Zie ook hoofdstuk "HYDRAUL
I
SCHE BED
I
EN
I
NG en
ELEKTROHYDRAUL
I
SCHE BED
I
EN
I
NG"
Inbedrijfstellen
Elke keer dat de wagen gebruikt wordt controleren of deze
nog voldoet aan de ter plaatse geldende verkeersvoorschriften
(verlichting, reminstallatie, beschermkappen...)!
Tijdens het werk op de juiste gewichtsverdeling van de lading
letten!
Afkoppelen en neerzetten van de wagen
zie ook de hoofdstukken
"STEUNWIEL"
,
"BEREMMING"
en
"BEREMMING" en "BEREMMING"
"DISSEL".
Belangrijk!
Afkoppelen van de snelkoppeling (handpomp en trekker)
1. Opraper heffen.
2. Kogelkraan van de snelkoppeling sluiten (stand A).
3. Druk op het stuurventiel (ST) van de trekker wegnemen en de
hydraulische slang afkoppelen.
Let op!
De wagen altijd zo parkeren dat er geen gevaar ontstaat voor
wegrollen (d.m.v. remmen of met behulp van blokken).
De wagen stabiel op de steunpoot zetten.
Parkeren in de open lucht
Wanneer u de wagen voor
langere tijd in de open
lucht wegzet, moeten
de zuigerstangen van de
hydraulische cilinders gereinigd
en geconserveerd worden met
zuurvrij vet.
Winterberging
- De machine moet voor de winterstalling grondig schoongemaakt
worden.
- De wagen dient onderdak geplaatst worden.
- Vervang de olie in de tandwielkasten.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle draaipunten volgens smeerschema smeren.
- 12 -
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open center hydrauliek
Trekkers met een open center hydrauliek
systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
- Voor deze trekkers geldt de seriematige basisafstelling
aan de kogelkraan (positie A). In deze positie is de
kogelkraan open.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center systeem
Als er een trekker met gesloten center systeem
aangekoppeld wordt en de kogelkraan staat in positie
A, dan wordt de hydrauliekolie zeer heet, omdat de
maximale oliestroom bij maximale druk onafgebroken
doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de olie te voorkomen moet de
kogelkraan worden omgezet, of de oliestroom aan de
trekker moet beduidend worden verminderd.
N.B.:
Trekkers met een gesloten center
Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE
CASE-MAGNUM, CASE-MAXXUM
1. Hoofdkraan sluiten (stand B).
2. Hendel (7) demonteren en op de andere hoofdkraan
(11) monteren.
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding
(T) met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door
uw dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel
aansluiten en de
olie-retourleiding (2), die een grotere
diameter heeft, aan de vrije uitloop van de trekker
bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan
het stuurventiel.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet
voor een enkelwerkend ventiel met vrije retour
gekozen worden (zie hierboven).
- 13 -
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
NL
Bedieningshendels variant I
Meegeleverde steun (L) voor de bediening in het bereik
en het gezicht van de bestuurder plaatsen.
ST
= trekkerstuurventiel
0
= neutraal
I
= opraperbediening
II
= hydraulische aandrijving van de bodemketting
P
= drukleiding
T
= retourleiding
Opraper
1. Schakelhendel in stand "I".
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening van de hydraulische bodemketting
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in de stand ("AAN") plaatsen.
2. Schakelhendel in de stand
II
(bodemkettingaandrijvin)
zetten.
3. Met het stuurventiel van de trekker (ST) de
bodemkettingaandrijving in- resp. uitschakelen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT" zetten.
2. Schakelhendel in stand
II
(bodemkettingaandrijving)
plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de bodemketting
in- resp. uitschakelen.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden
met de bediening van de wagen of in de
nabijheid van de wagen aanwezig zijn, is
extra voorzichtigheid geboden. Spreek
goed met elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de
hydrauliek bediend terwijl iemand anders
bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
- 14 -
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
NL
Bedieningshendels variant II
Opraper en knikdissel
1. Schakelhendel (6) in stand
"I"
.
2. Schakelhendel "7" in de stand
"A"
zetten.
3. Gewenste functie kiezen (met schakelhendel 9 / 10).
4. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bovenbouw
1. Schakelhendel (6) in stand
"I"
.
2. Schakelhendel "7" in de stand
"E1"
zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Achterhek
1. Schakelhendel (6) in stand
I
.
2. Schakelhendel "7" in de stand
"E2"
zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening van de hydraulische bodemketting
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in de stand ("AAN") plaatsen.
2. Schakelhendel (6) in de stand
II
(bodemkettingaandrijving)
zetten.
3. Met het stuurventiel van de trekker (ST) de bodemketting-
aandrijving in- resp. uitschakelen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT" zetten.
2. Schakelhendel (6) in de stand
II
(bodemkettingaandrijving)
zetten.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de bodemketting
in- resp. uitschakelen.
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden
met de bediening van de wagen of in de
nabijheid van de wagen aanwezig zijn, is
extra voorzichtigheid geboden. Spreek
goed met elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de
hydrauliek bediend terwijl iemand anders
bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
Bevestigingsdeel
Meegeleverde steun (L) voor de bediening in het bereik
en het gezicht van de bestuurder plaatsen.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering van de wagen kan de
plaatsing van bedieningselementen in de afbeeldingen
verschillend zijn. Zo wordt de hendel van de
hydrauliekbediening met de posities
E1-A-E2
alleen
toegepast bij wagens met bijvoorbeeld hydraulische
knikdissel, hydraulische bovenbouw of hydraulisch
achterhek.
De volgende bedieningsaanwijzing heeft
betrekking op wagens met alle extra uitrusting
Hendel "6" dient voor het omschakelen van de
oliestroom tussen het circuit van de hydraulische
bodemketting
aandrijving en het circuit van de
voorkeuze-handels voor pick-up, knikdissel enz.
ST = trekkerstuurventiel
0 = neutraal
I + A = opraperbediening (9) en knikdissel (10)
II = hydraulische aandrijving van de
bodemketting
I + E2 = achterhek
I + E1 = bovenbouw
P = drukleiding
T = retourleiding
- 15 -
511 / HYDR.KAB.BED. 9501 NL
HYDRAULISCHE BEDIENING
NL
Storingen
Met de navolgende storingen of een foutieve werkwijze kan
het gebeuren dat er problemen ontstaan met het aan- of
afkoppelen van de hydr. slangen.
Storing no. 1
- Persleiding (P) en retourleiding (T)
aangekoppeld.
GOED!
- Keuzekraan (9) voor de bediening van de opraper
open.
GOED!
- Schakelhendel (6) in stand
I. GOED!
- Opraper in geheven stand.
FOUT!!!
Resultaat:
Tengevolge van het eigengewicht van de opraper bouwt
zich in de hydraulische leiding (P) een druk op. De slang
kan slechts met grote krachtsinspanning losgekoppeld
worden.
Oplossing:
Eerst de schakelhendel (6) in de stand “0” plaatsen. De
druk in de slang (P) kan weggenomen worden door de
schroefdraadverbinding los te draaien.
Let op!
Keuzekraan (9) voor de bediening van de opraper
voor het afkoppelen sluiten en het trekkerstuurventiel
(8) op “zakken” plaatsen.
Storing no. 2
De wagen uitgerust met knikdissel is aan de trekker
gekoppeld en het steunwiel is omhoog gezwenkt.
- Persleiding (P) en retourleiding (T) aangekoppeld.
GOED !
- Keuzekraan (10) voor de bediening van de knikdissel
geopend.
GOED!
- Schakelhendel (6) op stand I (opraper-
bediening).
GOED!
- Cilinders van de knikdissel worden voordat de wagen wordt
afgekoppeld niet volledig ingeschoven.
FOUT!!!
Resultaat:
Door het gewicht van de dissel dat op de cilinders rust
ontstaat druk in de
persleiding (P). Afkoppelen van de
slang is derhalve niet mogelijk.
Oplossing:
Cilinders van de knikdissel volledig inschuiven, zodat ze
ontlast worden.
Let op!
Knikdissel niet bedienen zolang de wagen nog op
het steunwiel staat.
60
- 16 -
1000-NL ELEK-HYD_511
NL
PRE SELECT CONTROL VORWAHLSCHALTUNG
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Heeft de trekker allen maar een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een vrije retourleiding
(T) an te brengen. Laat dit in een werkplaats vakkundig
uitvoeren.
- Persleiding (1) aan het
enkelwerkende ventiel
koppelen.
- Retourleiding (2)
(grotere doorlaat) aan
de retourleiding van de
trekker koppelen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en retourleiding (2) (dikkere)
aansluiten.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor een
enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen worden
(zie hierboven).
Elektrische voeding
De stroomaansluiting (8) van 12 V moet geschieden
via een relais (9), die door contantslot (10) gevoed
wordt.
Leidingsdoorsnede minimal 2.5 mm
2
, beveiliging 16A
(11).
De stroomvoeding voor de bediening van de
opraapwagen geschiedt door de poolaansluiting "54
g" (+ pool) en "31"
(
-pool).
Deze aansluiting kan alleen in een goede
servicewerk
plaats worden uitgevoerd.
Nooit direct op het contactslot aansluiten.
Nooit direct op het accu van de trekker aansluiten
(brandgevaar of beschadiging van de elektrische
installatie).
Aansluiting van de opraapwagen
- Na het uitvoeren van deze werkzaamheden kan
de 7-polige steker (12) van de opraapwagen in het
stopcontact van de trekker worden gestoken.
- Verlichting controleren.
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open
Trekkers met een open
center hydrauliek systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
- Voor deze trekkers geldt de seriematige basisafstelling
aan de kogelkraan (positie A). In deze positie is de
kogelkraan open.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center
Als er een trekker met gesloten center
systeem aangekoppeld wordt en de kogelkraan staat
in positie A, dan wordt de hydrauliekolie zeer heet,
omdat de maximale oliestroom bij maximale druk
onafgebroken doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de
olie te voorkomen moet de kogelkraan worden omgezet,
of de oliestroom aan de trekker moet beduidend worden
verminderd.
N.B.:
Trekkers met een gesloten center
Trekkers met een gesloten center
hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE
CASE-MAGNUM, CASE-MAXXUM
1. Hoofdkraan sluiten (stand B).
2. Hendel (7) demonteren en op de andere hoofdkraan
(11) monteren.
- 17 -
1000-NL ELEK-HYD_511
NL
PRE SELECT CONTROL VORWAHLSCHALTUNG
Montage en controle van de
bedieningsunit
Montage
- Meegeleverde
steun (13) voor de
elektrohydraulische
bediening in het
bereik en het gezicht
van de bestuurder
plaatsen m.b.v. 2
bouten.
- Schakelkast (14) op de steun (13) plaatsen.
Bediening
- Maak een keuze uit de functiemogelijkheden (schakelaar
vergrendeld).
- Het inschakelen van
de gekozen functie
gebeurt met het
trekkerstuurventiel
(ST).
Tip:
-
Wordt de trekker met de wagen geparkeerd of gestald,
dan is het wenselijk de keuzeschakelhendel van de
electro-hydraulische bediening in de neutrale positie
"C" te schakelen.
Hiermede wordt voorkomen dat de accu van de trekker
leegloopt.
Veiligheid
Als meerdere personen
zich bezighouden met
de bediening van de
wagen of in de nabijheid
van de wagen aanwezig zijn, is extra
voorzichtigheid geboden. Spreek goed
met elkaar af wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend
terwijl iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is,
of bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
Knickdissel
1. Keuzeschakelhendel in de positie "A"
plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Let op!
De knikdissel niet bedienen als de
opraapwagen op zijn steunpoot rust.
Achterhek
1. Keuzeschakelhendel in de positie "D"
plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Automatisch ontgrendelen en omhoog klappen resp.
neer klappen en sluiten van het achterhek.
Bediening van de hydraulische bodemketting
(KR)
Bediening vanaf de trekker
1. Hendel (61) in
de stand
"AAN" plaatsen.
2. Keuzeschakelhendel in
de neutrale positie "C"
plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Bediening vanaf de achterkant van de wagen
1. Eerst de hendel (61) in de stand "UIT"
zetten.
2. Keuzeschakelhendel in de neutrale
positie "C" plaatsen.
3. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
4. Met hendel (61) de aandrijving van de bodemketting
in- resp. uitschakelen.
Pick-up
1. Keuzeschakelhendel in
de stand "E" plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Heffen resp. zakken van de opraper;
hierbij wordt automatisch de aandrijving
van de invoerrotor en de opraper uit- en
ingeschakeld.
Bovenbouw
1. Keuzeschakelhendel in
de stand "B" plaatsen.
2. Trekkerstuurventiel (ST) bedienen.
Traploos op- of neer klappen van de
bovenbouw.
ST-24-11-2003
2. Keuzeschakelhendel in de neutrale
KB - KR
KR
- 18 -
1000-NL ELEK-HYD_511
NL
PRE SELECT CONTROL VORWAHLSCHALTUNG
Storingen
Attentie!
Bij alle storingen die optreden voor reparatie
of controle de aftakas uitschakelen!
Let bij het uitvoeren van deze handelingen
op de gevaren die kunnen ontstaan voor
de omstanders!
Onderhoud
Verversen hydrauliekolie: vorschriften van de trekkerfabrikant opvolgen.
Wanneer aan de wagen gelast wordt 7-polige stekker van de trekker losmaken en
eventueel trekker afkoppelen.
Zakken van de opraper
Zakken van de opraper
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y1) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- resp. zwempositie
plaatsen. Opraper zakt naar beneden.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Heffen van de opraper
Heffen van de opraper
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "
B
"
gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y1) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen.
Opraper gaat omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Zakken van de knikdissel
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y2) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- resp. zwempositie
plaatsen. Dissel zakt naar beneden.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Knikdissel omhoogzwenken
Knikdissel omhoogzwenken
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "
B
"
gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y2) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen. Dissel
zwenkt omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Zakken van de bovenbouw
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y3) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- of zwempositie
plaatsen. Bovenbouw zakt.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Heffen van de bovenbouw
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "
B
"
gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y3) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen.
Bovenbouw zwenkt omhoog.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Achterhek openen
Achterhek openen
Als ventiel (Y5) gemonteerd is, moet aan de achterzijde
van de wagen de bovenste schakelklep in stand "
B
"
gezet worden.
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y4) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de hefpositie plaatsen.
Achterhek wordt geopend.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Achterhek sluiten
Contramoer (G) losdraaien
(*
.
Bout (H) van ventiel (Y4) er indraaien.
Trekkerstuurventiel (ST) in de zak- of zwempositie
plaatsen. Achterhek wordt gesloten.
Bout (H) weer er uitdraaien en moer (G) borgen
(*
.
Handbediening van de hydraulische ventielen bij
elektrische storing (spanning valt weg)
(* alleen bij Variant 1
Y2
Y4
Y1
Y3
Y5
T
P
495.6
9
Funktionsschaubild fuer Handnotbetätigung
Wenn das Ventil Y5 montiert ist und die Ventile Y1, Y2, Y,3 Y4
mit Oel versorgt werden sollen (Hebefunktion)
muss die Tankleitung abgekuppelt werden!
9
NL
- 19 -
9500-NL ELEK.HYD.KOMF. (511)
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Heeft de trekker allen maar een enkelwerkend stuur-
ventiel dan is het noodzakelijk een vrije retourleiding
an te brengen. Laat dit in een werkplaats vakkundig
uitvoeren.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkende ventiel kop-
pelen.
- Retourleiding (2) (grotere doorlaat) aan de retourlei-
ding van de trekker koppelen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en retourleiding (2) (dikkere) aanslu-
iten.
Let op!
Wordt de olie tijdens het werk warm dan moet voor
een enkelwerkend ventiel met vrije retour gekozen
worden (zie hierboven).
Basisafstelling hydrauliek:
Trekkers met een open center hydrauliek systeem
Trekkers met een open center hydrauliek systeem
bijvoorbeeld standdaard trekkers met tandwielpomp
Standaard wordt de wagen door
de fabriek zo afgeleverd.
Bout met de cylindrische kop (7)
moet er zover uitgedraaid zijn dat
de bovenzijde van de kop vlak ligt
met het vlak van het ventiel.
Opmerking!
Als er een trekker met gesloten center systeem aangekoppeld
Als er een trekker met gesloten center systeem aangekoppeld
wordt en de kogelkraan staat in positie A, dan wordt de hydrau-
liekolie zeer heet, omdat de maximale oliestroom bij maximale
druk onafgebroken doorstroomt.
Om olieverhitting te voorkomen:
Om verhitting van de olie te voorkomen moet de kogelkraan wor-
den omgezet, of de oliestroom aan de trekker moet beduidend
worden verminderd.
N.B.:
Trekkers met een gesloten center hydraulieksysteem
Trekkers met een gesloten center hydraulieksysteem
JOHN-DEERE, FORD Serie 40 SLE,
CASE MAXXUM, CASE MAGNUM
Voor het aankoppelen de bout met cilind-
rische kop (7) aan het stuurventielblok met
een schroevendraaier in het blok draaien.
Elektrische voeding
De stroomaansluiting (8) van 12 V moet
geschieden via een relais (9), die door contantslot (10) gevoed
wordt.
Leidingsdoorsnede minimal 2.5 mm
2
, beveiliging 16A (11).
De stroomvoeding voor de bediening van de opraapwagen ge-
schiedt door de poolaansluiting "54 g" (+ pool) en "31" (–pool).
Deze aansluiting kan alleen in een goede servicewerkplaats
worden uitgevoerd,
Nooit direct op het contactslot aansluiten
Nooit direct op het accu van de trekker aansluiten (brandgevaar
of beschadiging van de elektrische installatie).
Aansluiting van de opraapwagen
- Na het uitvoeren van deze werkzaamheden kan de 7-polige ste-
ker (12) van de opraapwagen in het stopcontact van de trekker
worden gestoken.
- Verlichting controleren.
NL
ELEKTROHYDRAULISCHE COMFORTBEDIENING
- 20 -
9500-NL ELEK.HYD.KOMF. (511)
Montage en controle van de bedieningsunit
Montage
- Meegeleverde steun (13)
voor de comfort bediening
in het bereik en het gezicht
van de bestuurder plaats-
en m.b.v. 2 bouten.
- Schakelkast (14) op de
steun plaatsen.
Controle van de schakelfuncties
1. De aandrijving van de bodemketting moet uitgeschakeld
zijn.
Drukknop (16) voor de bodemkettingaandrijving voor de schakelkast
resp. drukknop (32) aan de achterste schakelkast van de wagen
mogen niet ingedrukt zijn (stand U
I
T).
Geintegreerde controle-
lamp in de drukknop (16)
mag niet branden.
Controlelamp:
De controlelamp die in de drukknop (16) is geïntegre-
erd brandt alleen als één van beide knoppen (16, 32) ingedrukt is.
(Aandrijving van de bodemketting is ingeschakeld.)
Veiligheid
Als meerdere personen zich bezighouden met de bediening
van de wagen of in de nabijheid van de wagen aanwezig zijn,
is extra voorzichtigheid geboden. Spreek goed met elkaar af
wat men doet.
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de hydrauliek bediend terwijl
iemand anders bij het achterhek o.i.d. bezig is, of bijvoorbeeld achter
de wagen loopt.
2. Schakelaar bedienen.
- Verschillende schakelaars
m.u.v. de opraperschakellar
(19) kort beneden drukken
(uitschakelen resp. stand voor
"zakken").
Heffen van de pick-up
Bij het omlaagdrukken van schakelaar 19 naar
positie B zakt de pick-up naar beneden.
Pas op: Wanneer de hendel (43) in
positie "EIN" staat, wordt de aandri-
jving van de pick-up automatisch
ingeschakeld als men de pick-up
laat zakken.
Daarom dus altijd afstand houden
als de kruis koppelingsas aangekop-
peld is en de aftakas isingeschakeld.
3. Trekkerstuurventiel bedienen.
- Hendel (ST) van het trekkerstuurventiel naar
voren zetten (persdruk) en vergrendelen.
De olie wordt dan naar het stuurventielenblok
van de wagen gestuurd.
- Wanneer een schakelaar (15, 20, …) van de
bedieningskast wordt ingeschakeld, wordt een
hydraulische functie in het werk gezet.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53

Pottinger BOSS L 22 T Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
Dieses Handbuch ist auch geeignet für

in anderen Sprachen