Pottinger VITASEM 250 Plus Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung
(ANDLEIDING
NL
 ).3425#4)%3 6//2 $% /6%2$2!#(4 6!. -!#().%3    PAGINA 
6ERTALING VAN DE ORIGINELE HANDLEIDING
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
.R
Rijenzaaimachine
99 8521.NL.80K.0
VITASEM 250
(Type 8521 : + . . 01001)
VITASEM 250 plus
(Type 8522 : + . . 01001)
VITASEM 300
(Type 8523 : + . . 01001)
VITASEM 300 plus
(Type 8524 : + . . 01001)
VITASEM 400
(Type 8525 : + . . 01001)
VITASEM 400 plus
(Type 8526 : + . . 01001)
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
T Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
T De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
T Bandenspanning gecontroleerd
T Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
T Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
T Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
T Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
T Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
T Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
T Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
T Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
T Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
T
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
ÂÇÁÈνÌÈÉÀºÏ¾
NL
©²©©¦ÇÅÂÇÁºÅÍر®«ª
ÂçáèîÝìèéàÚïÞ
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies .................................................................. 6
CE-kenmerk ................................................................................ 7
Waarschuwingspictogrammen ................................................... 7
Betekenis van de waarschuwingstekens .................................... 7
Korte beschrijving van de machine ............................................ 9
Technische gegevens ................................................................. 9
Instructies voor het laden ......................................................... 11
Aan- en afbouw ........................................................................ 11
Banden: spoorbreedte / afstrijker ............................................. 12
Transportstand .......................................................................... 12
GEBRUIK
Gebruiksinstructies ................................................................... 13
Hectareteller ............................................................................. 14
Spoorwoelers trekkerspoor 1) .................................................. 14
Spoorwoelers machinespoor 1) ................................................ 14
Laadplateau (afb. 69) ....................................................... 14
Zaadbak: vullen / leegmaken .................................................... 15
Leegmaken ............................................................................... 15
Multizaaisysteem ...................................................................... 16
Instellen van de te zaaien hoeveelheid ..................................... 17
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting ........................................... 17
Afsluitschuiven .......................................................................... 18
Korrelproef voor bovenuitzaai................................................... 18
Bodemklep ............................................................................... 19
Reduceerstukken voor jnzaad ................................................ 19
Afdekkingen (extra uitrusting) ................................................... 19
Roeras ...................................................................................... 20
ZWAAIENDE MENGAS
Zwaaiende mengas .................................................................. 21
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad per hectare instellen .................................... 22
Afdraaien .................................................................................. 22
HOEVEELHEIDVERSTELLING
Hydraulische hoeveelheidverstelling ........................................ 24
Elektrische hoeveelheidverstelling 1) ........................................ 24
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling ................................................................ 25
Hydraulische kouterdrukverstelling ......................................... 25
KOUTERWISSELSYSTEEM
Kouterwisselsysteem ................................................................ 26
MARKEURS
Markeurs ................................................................................... 27
Zaadeggen ................................................................................ 28
Na-eg Perfekt (+2005 model) ................................................... 29
Tandneiging instellen ................................................................ 29
Transport op de weg ................................................................. 29
RIJPADEN
Aanleggen van rijpaden ............................................................ 30
Rijpadenmarkering.................................................................... 30
MULTITRONIC
"MULTI tronic" zaaimonitor....................................................... 32
Ingebruikneming van de zaaimonitor ....................................... 32
Het bedieningsoppervlak van de Multitronic II zaaimonitor ..... 33
Hoofdmenu ............................................................................... 34
TRANSPORT
Attentie / transport .................................................................... 35
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ................................................................ 36
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .......................... 36
Reinigen van machinedelen ...................................................... 36
In de openlucht laten staan ...................................................... 36
Overwinteren ............................................................................ 36
Aftakassen ................................................................................ 36
Hydrauliekinstallatie .................................................................. 36
Onderhoud ................................................................................ 37
MULTITRONIC
1 Algemeen ............................................................................ 40
2 Gegevens over het vermogen van de zaaimonitor.............. 41
2.1 Elektrische aansluiting ............................................... 41
2.2 Technische gegevens ................................................. 41
2.3 Mogelijke functies ...................................................... 41
3 In werking stellen van de zaaimonitor ................................. 42
4 Multitronic II Snelle informatie Bedieningsaanwijzingen voor
VITASEM .......................................................................... 42
4.1 Het bedieningspaneel van de Multitronic II
– Zaaimonitor ......................................................... 42
4.2 De meldingstoetsen ................................................... 42
4.3 De alarmmeldingen .................................................... 42
4.4 Het hoofdmenu .......................................................... 43
5 Multitronic II Hoofdmenu voor VITASEM .............................44
5.1 De basisinstelling ....................................................... 44
5.2 Sensortest en aanduiding van de boordspanning ..... 47
5.3 Afdraaihulp (voor het kalibreren) ................................ 48
6 De meldingstoetsen ............................................................ 49
6.1 Rijtempo aangeven .................................................... 49
6.2 De hectareteller .......................................................... 49
6.3 Omwenteling van de zaaiassen aangeven ................. 49
6.4 De rijbaanslag ............................................................ 50
7 Alarmmeldingen .................................................................. 51
7.1 Zaaiassenalarm .......................................................... 51
7.2 Vulhoogte-alarm ......................................................... 51
8 Machinetype en taal instellen en stuursignaal
omschakelen .......................................................................... 52
POWER CONTROL - AANSTURING
Schaltpult .................................................................................. 53
In gebruik nemen van de besturing .......................................... 53
Betekenis van de toetsen ......................................................... 53
Bedieningsdeel inschakelen ..................................................... 54
Systeem-nieuwstart .................................................................. 54
Voorgeprogrammeerde standaardwaarden .............................. 54
Menu-basisinstelling ................................................................. 55
Hoofdmenu ............................................................................... 56
Zaadmenu ................................................................................. 57
Afdraaimenu (Calibreren) .......................................................... 58
Hectareteller ............................................................................. 60
Elektronische Zaadhoeveelheidverstelling ............................... 61
Rijpadenschakeling .................................................................. 62
Rijpadenteller ............................................................................ 63
Stotterschakeling ...................................................................... 63
Controlefuncties ....................................................................... 64
Alarmering ................................................................................ 65
Sensortest ................................................................................ 66
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ............................................... 69
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .......................... 70
- 5 -
ÂÇÁÈνÌÈÉÀºÏ¾
NL
©²©©¦ÇÅÂÇÁºÅÍر®«ª
ZAAITABELLEN
Zaaitabellen .............................................................................. 73
Korrelproef (voor bovenover zaaien) ......................................... 74
Positie van de schuifklep .......................................................... 75
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 76
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 77
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 78
Zaaitabel VITASEM ................................................................... 79
Raps ......................................................................................... 80
- 6 -
NL
0600-NL-SICHERHEIT_8521
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies
De hefinrichting van de trekker bij het aan- en ontkoppelen op ”positieregeling” zetten!
Bij het aan- en ontkoppelen of bij het op- en afbouwen mag zich niemand tussen de trekker en de machine of tussen de
verschillende machines bevinden; ook bij het bedienen van de buitenhydrauliek mag men niet „ertussen“ gaan staan. Gevaar
voor verwondingen!
Let op voldoende stuurveiligheid – ook met een gevulde voorraadtank. Breng eventueel frontgewichten aan op de trekker!
Telkens voor het in gebruik nemen, de trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid! Alle beschermkappen
moeten zijn aangebracht!
De bestuurder is verantwoordelijk voor de „veiligheid“!
Niet met volle voorraadtank transporteren!
Het is verboden op de machine te klimmen of erop mee te rijden (ook op het vulplatform) alsook zich op te houden binnen
de gevarenzone (het zwenkbereik)!
Bij het verlaten van de trekker, voor het afstellen van de machine en bij onderhoudswerkzaamheden moet de combinatie
worden neergelaten, motor afzetten en contactsleutel verwijderen!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden alleen uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege bak leggen, omdat een aanwezige roeras, bij een
aandrijfstand > ”0” kan draaien, als de machine wordt verschoven (en het stappenwiel draait). Gevaar voor verwondingen en
schade aan de machine!
Let er bij het vullen met ontsmet zaad en bij het reinigen van de voorraadtank met perslucht op, dat ontsmettingsmiddels
irriteert en giftig is: lichaamsdelen beschermen!
Voordat de machine in gebruik wordt genomen of voor het wegrijden, moet worden gekeken of er zich geen personen in de
nabijheid van de machine bevinden!
Controleer voor het eerste gebruik – en na een langdurige periode van stilstand – het oliepeil van de aandrijving en ga na of
alle lageringen voldoende zijn gesmeerd! Controleer tevens of alle bouten goed vastzitten en controleer hydraulische installatie
op lekkage!
Voordat u de rijenzaaimachine in gebruik neemt, dient u deze gebruikershandleiding en de veiligheidsaanwijzingen (‘Voor uw veiligheid’) eerst
zorgvuldig door te lezen en in acht te nemen; dit geldt ook voor de handleiding van een combinatie-bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon dient te worden geïnstrueerd over gebruik, onderhoud, veiligheidseisen en de gevaren van de machine. Alle andere
gebruikers van de machine moeten kennis nemen van de veiligheidsaanwijzingen.
De gebruiker dient zich te houden aan alle voorschriften ter voorkoming van ongevallen, alsmede aan de algemeen geldende regels wat betreft
veiligheid, arbeidsgeneeskunde en wegverkeer.
Let op de ‘waarschuwingspictogrammen´!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit teken en waarschuwingsstickers op de machine waarschuwen
voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingsstickers zie bijlage ‘pictogramsymbolen’).
Verlies van de garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor normaal gebruik in de landbouw. Iedere andere toepassing geldt als oneigenlijk gebruik.
Voor schade die door oneigenlijk gebruik wordt veroorzaakt, kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld.
Tot eigenlijk gebruik behoort ook het in acht nemen van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en reparatieomstandigheden, evenals het
gebruik van uitsluitend originele onderdelen.
Bij gebruik van toebehoren en/of onderdelen (slijtage- en reserveonderdelen) die niet door de firma Pöttinger zijn vrijgegeven, vervalt iedere
aanspraak op garantie.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die ontstaat door eigenhandige reparaties en wijzigingen aan de machine, en
door gebrek aan controle tijdens het gebruik.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) moeten direct schriftelijk worden gemeld.
Garantieclaims en na te komen garantiebepalingen of uitsluiting van de aansprakelijkheid volgens onze leveringsvoorwaarden.
- 7 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op de
veiligheid met
dit teken aange-
geven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk
gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle
personen die met of aan de zaaimachine werken.
De verklaringen van deze pictogrammen zijn terug te vinden
in de bijlage „Verklaring van de pictogrammen“. Voor hun
plaatsing, zie fig.1 (3 e.a. = lopend nr. in de „verklaring“, r
= de rechter-, l = de linkerzijde van de machine).
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogram
men onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Deze kunnen worden besteld onder het in de bijlage
aangegeven artikelnummer.
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 8 -
0600_NL-Warnbildzeichen_8521
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De
Aerosem alleen aan de transportogen
aanpikken.
Nooit de zaaimachine gelijktijdig met
het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Levensgevaar door zwevende
last, De Vitasem A aanpikken
aan het transportoog. Nooit de
zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
– of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 9 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0100-NL TECHN. DATEN_8521
VITASEM 250 / 250 PLUS 300 / 300 PLUS 400 / 400 PLUS
Arbeidsbreedte cm 250 300 400
Zaadbak-uitloop 25 21 31 25 41
Aantal rijen 25 21 19 17 31 25 21 19 41 33 29 27
Afstand rijen cm 10,0 11,9 13,1 14,7 9,7 12 14,3 15,7 9,8 12,1 13,8 14,8
Gewicht kg (zonder toebehoor)
.. met trekkouters
448/461 430/441 421/431 421/421 520/536 493/506 475/486 466/476 710/730 674/690 655/670 645/658
.. met breedzaaikouters
-/476 -/454 -/442 -/431 -/555 -/521 -/499 -/487 735/755 694/710 672/687 661/674
.. met eenschijfskouters
-/- 481/492 467/477 453/462 -/- 553/566 526/537 512/522 -/- 753/769 725/740 710/723
Zaadbak inhoud l 410 510 / 700 720 / 1000
Transportbreedte ca. cm 260 (276)* 300 (316)* 420
Spoorbreedte ca. cm 230 (250)* 280 (300)* 390
Banden (optioneel) 6.00-16
1,2
6.00-16 (10.0/75-15.3)
1,2 0,8
10.0/75-15.3
0,8
Bandenspanning bar
Vulhoogte ca. cm 129 (131)
Oliebadtransmissie hoeveelheid 2,5 l (Hydraulische olie HLP 32)
Geluidsniveau < "70 dB (A)"
Korte beschrijving van de machine
”VITASEM, VITASEM PLUS” zijn mechanische driepuntsaanbouw-zaaimachines (cat. ll).
‘VITASEM’ wordt naar keuze voorzien van trekkouters of eenschijfskouters, ‘VITASEM PLUS’ heeft naar keuze een kouterwisselsysteem voor
trekkouters en breedzaaikouters, of eenschijfskouters.
De aanbouw met de trekstangschommelas zorgt voor een goede aanpassing aan de bodem en voor een zekere aandrijving.
De zaaiasaandrijving gebeurt door het rechtse loopwiel via een traploos verstelbare tweegebiedsoliebadaandrijving die het toerental van de
zaaias ongeveer kan halveren en die bij een instelling voor ”bovenuitzaai” bovendien de draairichting van de zaaias omkeert.
Bij de 3 m machine kan de zaaias aan de linker zijde worden uitgeschakeld.
Het bijzondere van de ‘VITASEM’ is dat de machine met haar multi-zaaiwielen normaal in ‘benedenuitzaai’ zaait, en bij instelling voor ‘bovenuitzaai’
(optioneel) door verandering van draairichting van de zaaias bijv. koolzaadkorrels afzonderlijk doseert.
Voor een eenvoudige bediening en veilig gebruik zorgen o.a. het regendichte zaadbakdeksel, de functioneel gevormde zaadbak, de toevoertrechters
per zaaiwiel, de niveauaanwijzer, de afzonderlijke en centrale kouterdrukverstelling en het gemakkelijk afdraaien met de zwengel.
Om de ”VITASEM” aan de verschillende gebruiksomstandigheden aan te passen, zijn er gepaste uitrustingen beschikbaar: b.v. verschillende
zaadeguitvoeringen, hydraulisch omschakel- en uitlichtbare markeurs, een elektronische rijpadschakeling inclusief hectareteller en afdraaihulp,
een resthoeveelheidsmelder en zaaiascontrole, een rijpadmarkering, hydraulische kouterdruk- en zaadhoeveelheidsinstelling, een schommelroeras
voor graszaad e.a.
Technische gegevens
* (…) = bij omgekeerde wielmontage (6.00-16)
‘VITASEM 300’: bij omgedraaide wielmontage (6.00-16) en bij banden 10.0/75-15.3
transportbreedte meer dan 3 m (let op de aanwijzingen op blz. 29).
wijzigingen voorbehouden
)
- 10 -
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
0100-NL TECHN. DATEN_8521
Uitrusting
Typ “VITASEM”: trekkouter of eenschijfskouter,
Typ “VITASEM-PLUS”: kouterwisselsysteem voor trekkouters en
breedzaaikouters, facultatieve uitrusting met eenschijfskouters,
driepuntsaanbouw cat. II (trekstangschommelas),
zaadbak met inhoudsmeter en klapdeksel,
traploos verstelbare tweegebieds-oliebadaandrijving,
multizaaiwielen met reduceerstukken,
Afdraai-inrichting met slinger en leegmaakgoten,
Centrale en afzonderlijke kouterdrukverstelling,
bij „3 en 4 m“ aan de linker zijde uitschakelbare zaaias,
bandenuitrusting: 6.00-16 voor 2,5 m en 3 m
en 10.0/75-15.3 voor 3 m en 4 m,
• wielafstrijker,
verlichtingssteunen (niet „4 m“).
Extra uitrusting
inrichting voor bovenuitzaai (b.v. raapzaad),
zaaikoutereg; ca. 0,6 kg/kouterpaar,
zaadeg 2-delig, met in het spoor volgende tanden; ca 17 kg/m,
perfectzaadeg, met afzonderlijk verende elementen; ca. 22 kg/
m,
Bescherming voor het transport van tanden voor
perfectzaadeg,
Schijfmarkeur met hydraulische schakelautomaat – voor
tractorspoor en midden achter tractor markering voor 2,5 m en
3 m (2,5 m alleen tractor midden); ca. 48 kg,
schijfmarkeur met afscherming en hydraulisch openklapsysteem;
ca. 60 kg,
verlenging voor de hydraulische slang 0,5m en 1,6m
elektronische rijpadschakeling met zaaiwielstop – voor 2 of 3 rijen
per spoor – inclusief hectareteller en afdraaihelpfunctie,
resthoeveelheids- en zaaiascontrole (alleen in combinatie met de
rijpadschakeling),
verbindingskabel voor de batterij
adapterkabel voor 7-polige contactdoze
stuurkabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij machinecombinaties
schijfrijpadmarkering (alleen bij rijpadschakeling en vulplatform);
ca. 35 kg,
• hydraulische kouterdrukverstelling,
• hydraulische zaaihoeveelheidsverstelling,
roeras – draaiend of schommelroeras,
zaadverdelerafsluiting – voor niet gebruikte zaaipijpen,
dieptebegrenzer voor trekkouters,
aandrukrol voor eenschijfskouters,
vulplatform met traptrede en leuning; ca.14 kg/m,
verende trekkersporenwisser, 4 stuks; ca. 15 kg,
verende zaaimachinesporenwisser; ca. 4 kg,
• hectareteller (mechanisch)
- 11 -
AAN- EN AFBOUW NL
0100-NL AN- UND ABBAU_8521
2
Instructies voor het laden
Met een textielriem in het gat in het tussenschot (2/1)
Alleen solo met een lege zaadbak optillen (zonder
bodembewerkingsmachine).
Op de draagkracht van de riem letten.
Er voorzichtig mee omgaan en op de balans letten.
Zich niet ophouden in de buurt van de opgeheven last.
Aan- en afbouw
Driepuntsaansluiting cat. II.
Eerst de trekstangschommelas koppelen, dan de topstang
aanbrengen.
Na het aanbouwen de koppelinrichting op de juiste manier borgen.
Met de topstang de machine vlakstellen (bovenkant van de
zaadbak).
De trekstangen in werkstand met zijdelingse speling, tegen een
helling de zijdelingse speling beperken, in geheven stand zonder
zijdelingse speling.
De hydraulische slang –voor o.a. de markeurs – op een enkelwerkend
regelapparaat aansluiten.
Stroomvoorziening voor elektronische rijpadenschakeling:
12V van 3-polige permanente stroomcontactdoos
(Is deze niet voorhanden, dan dient als extra uitrusting een accu-
aansluitkabel met contactdoos of een adapter voor 7-polige
aanhangercontactdoos - dan parkeerlicht inschakelen - van Pöttinger
te worden gebruikt).
Aan de zijde van de rijenzaaimachine moet de kabel in de haak worden
gehangen, om de stekkerverbinding te ontlasten - zie (5/1).
De zaaimachine pas na het aanbouwen met zaaigoed vullen en voor
het afbouwen eerst leegmaken!
Bij het afbouwen op de veilige stand letten! (Stevige en vlakke
ondergrond). Op wegzetsteunen (3/1) wegzetten, met pen borgen.
De trekkersporenwisser omhoogzetten (4/1) of fig. 67.
5
4
3
- 12 -
AAN- EN AFBOUW NL
0100-NL AN- UND ABBAU_8521
6
7
1
8
Banden: spoorbreedte / afstrijker
De banden van de rijenzaaimachine hebben bij levering een verhoogde
bandenspanning.
Vóór gebruik dienen de banden op de aangegeven bandenspanning
te worden afgesteld.
6.00-16 – 1,2 bar
10.0/75-15.5 – 0,8 bar
Banden 6.00-16: op een sterk klevende bodem kan de afstand
tussen wiel en frame door het omdraaien van de wielen worden
vergroot (afb. 6); het wiel loopt dan bij aansluitrijden nogmaals in
hetzelfde spoor.
De transportbreedte bij ‘VITASEM 300’ bedraagt dan meer dan
3 m, voor transport moeten de wielen dan ook weer worden
omgedraaid.
Wielafstrijkers (optioneel): afhankelijk van de banden en de wielpositie
passend afstellen.
Bij de wielmontage moet de opgekrikte machine van extra
ondersteuning worden voorzien!
Transportstand
Het zaadbakdeksel sluiten.
Afdraaigoten omhooggesteld laten vastklikken (7/1).
Markeur opklappen en vastmaken (8/1).
De rijpadmarkeur omhoogzetten – pen (9/1).
Aan perfectzaadeg bescherming voor tanden aanbrengen (extra
toebehoor) en bij ‘3 m’ aan beide zijden de buitenste zaadegelementen
verwijderen (56/2).
Steun omhoog brengen.
Trekarm van de tractor aan de zijkant vastzetten.
Verlichting en waarschuwingsstickers aanbrengen (volgens
wegenverkeersreglement; zie afbeelding 7).
Let ook op de transportvoorschriften op pagina 29!
9
- 13 -
NL
0400-NL EINSATZ_8521
GEBRUIK
Gebruiksinstructies
- de zaaimachine met een kleine zijdelingse speling van de hefarm
en „waterpas“ vervoeren (bovenkant van de voorraadtank hori-
zontaal) – met de topstang instellen,
- hydraulische installatie op de trekker tijdens het werk in
´zweefstand´zetten: hefhydrauliek en markeur,
- op de wendakker de zaaimachine voldoende hoog opheffen,
- de zaaimachine tijdens het aanlopen neerlaten (niet stilstaand)
om stoppingen van de schijfkouters te voorkomen,
- de rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden, zodat het
zaad op een gelijkmatige diepte wordt uitgebracht (onder goede
omstandigheden snelheid tot ca. 12 km/h),
- instellingen controleren – zoals de afdraaiproef: doseringsmetho-
de, afsluitschuiven, bodemklep, aandrijfstand (ledigingsbakken
omhooggeklapt inklikken),
- - bij het begin van het zaaien – en daarna op regelmatige tussen-
tijden – controleren of alle kouters zaaien (geen verstoppingen)
en of de hoeveelheid klopt,
- restanten van ontsmettingsmiddelen kunnen het stromen van
het zaad beïnvloeden; het is zinvol om voor de zekerheid na ca.
2 vullingen nogmaals een controle-afdraaiproef uit te voeren,
- voor gevolgschade door verstoppingen of afwijkingen van de
gezaaide hoeveelheden is de fabrikant niet aansprakelijk,
- stappenwiel voldoende bodemdruk geven – veerspanning,
- markeur-instelling en het omschakelen daarvan, het rijpaden-ritme
incl. het stoppen van het zaaiwiel controleren,
- afstand onderkant schaarhouder tot grond ca. 44 cm.
- zaadbak pas vullen nadat deze is gemonteerd en voor demontage
legen (kantelgevaar),
- bij het vullen opletten dat er geen vreemde voorwerpen (papier-
resten, zaklabels) in de zaadbak terechtkomen,
- het zaadbakdeksel sluiten,
- vulpeil en inhoudsaanduiding controleren; let op een gelijkmatige
verdeling,
- opklapbare trede van de laadbrug tijdens de werkzaamheden
omhoog klappen,
- omwille van de hygroscopische eigenschappen van het zaad
(inclusief ontsmettingsmiddel) de zaadbak bij langere werkon-
derbrekingen leegmaken.
Houd er rekening mee dat ontsmettingsmiddel irriteert of
zelfs giftig is!
- 14 -
GEBRUIK NL
0400-NL EINSATZ_8521
66
67 68
69
Hectareteller
(indien geen Multitronic aanwezig)
Zodra het stappenwiel draait, wordt geteld.
De aanduiding gebeurt in a en ha.
Met de draaikruk (66/1) op „0“ zetten.
Erop letten dat de hectareteller, al naar gelang de machinebreedte,
op het bijhorende „niveau“ wordt aangedreven en met een voldoende
veerkracht aanligt.
As opzetstuk (66/2): Ø 13,6 mm – “2,5 m”
Ø 16,3 mm – “3,0 m”
Ø 21,8 mm – “4,0 m”
Spoorwoelers trekkerspoor 1)
Ze zijn in diepgang en zijdelings verstelbaar, zodat ze meer voor
het losmaken of voor het toedekken van het spoor kunnen worden
ingesteld – niet te diep instellen.
Voor het wegzetten van de zaaimachine worden ze omhooggeklapt
(fig. 67)
Spoorwoelers machinespoor 1)
De wissers zijn afgeveerd; ze kunnen stenen ontwijken.
Het sporenwisserkouter (68/1) kan bij het wegzetten van de machine
naar voren draaien; het kan eenvoudig worden weggenomen (b.v. bij
veel organische massa) en kan bij slijtage gedraaid worden.
Laadplateau (afb. 69)
Het laadplateau met opstaptreden en leuning vergemakkelijkt het
vullen van de voorraadbak.
Na gebruik de traptreden opklappen!
Tijdens het rijden mogen zich geen personen op de
traptreden en het laadplateau bevinden!
Houd de treden schoon!
1) Alleen voor VITASEM (niet voor VITASEM A)
- 15 -
GEBRUIK NL
0400-NL EINSATZ_8521
12
13
10
11
Zaadbak: vullen / leegmaken
De zaaimachine alleen aangebouwd en in neergelaten stand
vullen.
Het niveau wordt aangeduid door de inhoudsmeter (voorzijde van
de zaadbak).
Bij het vullen de vlotter in het oog houden (10/1).
De voorraadbak niet ”leegzaaien”; bij een laag niveau van de
hoeveelheid zaad, dit gelijkmatig in de bak verdelen.
Leegmaken
De machine op de grond laten zakken.
De beschermkap/opvangbak iets optillen, uit de haak (bij 11/1), en
naar achteren scharnieren.
De zaaipijphouder aan weerszijden ontgrendelen (11/2) – en naar
beneden bewegen.
De opvangbakken op de zaaipijphouders plaatsen (12/1).
Alle afsluitschuiven openen (12/2).
De bodemkleppen helemaal openen – de stelhefboom tot de aanslag
bewegen (13/1).
ATTENTIE!
- Alleen kleine resthoeveelheden met de opvang-
bakken verwijderen! Als de bodemkleppen zijn gevuld
bestaat het gevaar, dat deze bij het sluiten worden
vervormd!
- Grotere resthoeveelheden op een andere manier
(emmer) uit de voorraadbak verwijderen.
Voorraadbak reinigen:
- met perslucht uitblazen;
- zich beschermen tegen opstuivende giftige
ontsmettingsmiddelen!
- De bodemkleppen helemaal geopend laten om te voorkomen
dat b.v. muizen, op de geur afgaand, zich een weg naar de naar
zaad ruikende bak proberen te knagen, als de machine in opslag
is gezet.
- 16 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Multizaaisysteem
Om alle soorten zaad , die geschikt zijn voor zaaimachines, al naar
gelang korrelgrootte, zaaihoeveelheid en vereiste tussenruimte zo
optimaal mogelijk uit te strooien, biedt de VITASEM – naast het traploos
regelbare toerental van de zaaias – vier doseermethodes:
1. onderuitzaai - voor ”normaal zaaigoed” zoals graan e.a.
(fig.15).
2. onderuitzaai met reduceerstukken - voor fijn zaad in
kleine hoeveelheden, b.v. raapzaad, facelia, mosterd (met
reduceerstuk)
3. bovenuitzaai * - korrel-per-korrel dosering voor fijn zaad, b.v.
raapzaad (fig.17, met afdekking 17/1)
4. gereduceerde onderuitzaai * - voor “normaal” zaad in kleine
hoeveelheden, b.v. bastaard rogge (fig.18, met afdekking 18/1).
Bij de onderuitzaaivarianten kan bovendien het toerental van de
zaaias – door een tandwielreductie – worden gehalveerd.
* alleen bij de extra uitrusting „bovenuitzaai“: verandering van de
zaaiasdraairichting en afdekkingen mogelijk.
Het bijzondere van de bovenuitzaai (extra uitrusting)
Door het omkeren van de zaaiasdraairichting schept iedere zaaiwielnok
– met een speciaal gevormde schepcel (19/1) – een zaadkorrel, leidt
het onder een afdekking door (20/1) en geeft het dan vrij voor een
„vrije val“ naar de zaaikouters.
De korrel-per-korrel dosering resulteert in een betere verdeling van de
groeiruimte, een betere plantontwikkeling en een grotere opbrengst
- bovendien is er minder zaad nodig.
Het VITASEM bovenuitzaaisysteem is alleen geschikt voor rond,
gelijkmatig zaad met een diameter van ca. 1,8 - 2,8 mm – speciaal
voor raapzaad en voor koolachtige zaaizaden:
... het zaad mag geen los afval van ontsmettingsmiddel bevatten,
het oppervlak van de korrels mag niet kleven (als restanten van
ontsmettingsmiddel in de schepcellen zit, de cellen met een borstel
reinigen).
Zaad met toevoegingen, b.v. bijgevoegd ontsmettingsmiddel of
slakkenkorrels, is niet geschikt voor bovenuitzaai.
... voor een gelijkmatige uitstrooi van het zaad
is een rijsnelheid hoger dan 6 km/h niet aanbevolen.
Hevige trillingen, b.v. op akkers met veel stenen of aardkluiten,
kunnen eveneens een invloed hebben op de kwaliteit van de
uitstrooi.
... de hellingsgraad moet beneden de 15% liggen.
15 16
17 18
Als aan bovengenoemde voorwaarden niet
kan worden voldaan, is de ”onderuitzaai met
reduceerstukken” aan te bevelen. Dit geldt
ook voor bastaard raapzaadsoorten met zeer
verschillende korrelgroottes.
19
20
- 17 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Instellen van de te zaaien hoeveelheid
De doseermethode overeenkomstig het regelmechanismen instellen
volgens de aanduidingen in de zaaitabel.
De verandering van de zaaiasdraairichting en de afdekkingen,
inclusief arrêteergrendels, maken deel uit van de extra uitrusting
„bovenuitzaai“.
Regelmechanismen:
a) aandrijfstand (zaaiasdraairichting)
b) afsluitschuiven
c) bodemklep
d) reduceerstukken voor fijn zaad
e) afdekkingen
f ) roeras
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting
De tweetraps oliebadaandrijving is van 0 - 100 traploos regelbaar
(0 = stilstand zaaias).
Afleeswaarde = stelhefboom / naar voren (richting 100).
De stelhefboom met de stergreep vastzetten (21/1).
Door een tandwielreductie kan het toerental van de zaaias in
”onderuitzaai” worden gehalveerd.
Indien een zeer kleine te zaaien hoeveelheid een aandrijfstand lager
dan 10 vereist, dan moet via een tandwielreductie het toerental
van de zaaias ongeveer worden gehalveerd en de regelwaarde van
de aandrijving ongeveer worden verdubbeld (vervolgens opnieuw
afdraaien).
Regelen aan de rechterzijde van de machine – beschermkap openen
– door het versteken van de meenemer (22/1 resp. 23/2) en aanloopring
(22/2 resp. 23/1).
Normaal toerental - meenemer rechts (22/1a, 23/2a)
Ca. 1/2 toerental - meenemer links (22/1b, 23/2b)
Verandering van de zaaiasdraairichting
De meenemers (23/2+4) en aanloopringen (23/1+3) op de juiste
wijze monteren:
onderuitzaai meenemer rechts (2-zwart/4-blauw)
(norm. toerental) aanloopring links (1-rood/ 3-groen)
onderuitzaai meenemer (2-zwart) links
(° toerental) aanloopring (1-rood) rechts
bovenuitzaai - meenemer (2-zwart) rechts
- meenemer (4-blauw) links
- aanloopring (1-rood) links
- aanloopring (3-groen) rechts
21
22
23
}
}
Bescherming van de aandrijving na het instellen
en tijdens het werk sluiten!
- 18 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Afsluitschuiven
De afsluitschuiven (24/A) hebben 2 functies:
- afsluiten / openen van de zaadbakuitlopen
- instelling van de hoogte waar het zaad wordt opgenomen aan
het zaaiwiel bij bovenuitzaai.
De afsluitschuiven dienen niet voor de regeling van de te zaaien
hoeveelheid!
Op hellingen kan een verkeerde instelling van de schuiven leiden tot
verschillen in de gezaaide hoeveelheden!
Stand van de schuif voor onderuitzaai:
de schuif moet steeds volledig geopend zijn (24/2);
schuif gesloten = stand 1 (24/1).
Geen tussenstanden gebruiken.
Stand van de schuif voor bovenuitzaai: (extra uitrusting)
Hier wordt de hoogte, waarop het zaad door het zaaiwiel wordt
opgenomen, door de stand van de afsluitschuif ingesteld.
Deze schuifstand is afhankelijk van de stromen van het zaad. Ze kan
worden bepaald door middel van een korrelproef (zie ook pagina 2
van de zaaitabel).
Korrelproef voor bovenuitzaai
Voorbereiding van de korrelproef:
- de schuif sluiten
- de voorraadbak vullen met zaad (raapzaad)
- de ledigingsbakken plaatsen
- de afsluitschuif arrêteren in stand a
- de bodemklep blijft in stand 0
- minstens 10 draaiasomwentelingen vooraf draaien
Uitvoering van de korrelproef:
Aan een of meerdere zaadverdelers moeten de korrels worden
opgevangen, terwijl zo lang aan de handslinger wordt gedraaid, tot
de zaaias precies een omwenteling gemaakt heeft.
De correcte stand van de schuif (fig. 25) is bereikt als bij een
zaaiasomwenteling per zaadverdeler 36 +/- 4 korrels worden
uitgebracht.
Worden in schuifstand a meer dan 40 korrels per zaaiasomwenteling
geteld, dan is het zaad niet geschikt voor bovenuitzaai.
Worden per omwenteling minder dan 32 korrels geteld, dan moeten de
afsluitschuiven worden gearrêteerd in de volgend grootste schuifstand
(eerst „b”, dan ”c” resp. ”d”) (fig. 25).
De korrelproef moet iedere keer worden herhaald.
Belangrijke aanwijzing:
- Na elke verandering van de schuifstand moeten opnieuw ten
minste 10 zaaiasomwentelingen vooraf worden gedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens het werk worden uitgevoerd, om
het correct functioneren van de bovenuitzaai te garanderen.
Soms zorgen verstopte schepcellen voor een vermindering
van de gezaaide hoeveelheid. In dat geval moeten de
schepcellen met een borstel worden gereinigd!
24
25
25a
- 19 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Bodemklep
0 - 7 instelstanden voor verschillende zaadafmetingen – telkens
aangegeven in de zaaitabel – stelhefboom (26/1).
Ontstaan er bij het afdraaien – bij groot uitvallende korrels
– ”korrelstralen” of beschadigingen van het zaad, dan moet de
bodemklep 1 stand hoger dan in de zaaitabel is aangegeven.
(Bij graan, bij fijn zaad met reduceerstukken en bij raapzaad in
bovenuitzaai is de bodemklepstand „0“. Verstellen van de bodemklep
in stand „1“ – zie onderhoud).
Reduceerstukken voor fijnzaad
In onderuitzaai worden voor fijn zaaigoed (b.v. raapzaad)
reduceerstukken ingelegd – inbouw zie fig. 27+28:
1. bodemklep openen (stelhefboom in stand ”3”)
2. afsluischuif ”open”
3. reduceerstuk op het zaaiwiel steken (fig.27) en
4. in de richting van de zaadbak draaien (fig.28), tot
5. de aanslag van het reduceerstuk tegen de afsluitschuif ligt
6. de bodemklep op stand ”0” zetten
7. in de voorraadbak grijpen en het reduceerstuk tegen het zaaiwiel
drukken.
De reduceerstukken zijn goed gemonteerd als ze tegen de afsluitschuif
(28/5), tegen de bodemklep (28/6) en tegen het zaaiwiel (28/7)
liggen.
Zaai-instelling: bodemklep in stand ”0”
afsluitschuiven ”open”
Afdekkingen (extra uitrusting)
Alleen bij ”bovenuitzaai” en ”gereduceerde onderuitzaai” worden de
afdekkingen inclusief de vergrendelingen gemonteerd (29/1+2).
(Bij het monteren van de vergrendelingen letten op een ”hoorbaar
inklikken”, bij de afbouw bij (29/3) licht opheffen en naar achteren
wegtrekken).
De afdekkingen met de vergrendelingen gepast vastzetten:
bovenuitzaai middelste inkerving (30/1)
gereduceerde onderuitzaai achterste aanslag (31/1)
26
27 28
29
31
30
- 20 -
DOSEREN NL
0100-NL DOSIERVERFAHREN_8521
Roeras
Steile wanden van de voorraadbak en gladde toevoertrechters zorgen
voor een ongehinderd stromen van het zaad.
Roeras alleen voor extreem ”samengepakt zaad“:
- schommelroeras of
- draaiende roeras.
Schommelroeras – 3 schakelstanden
1. Roeras uit – pen (32/1) in gat (34/0),
2. grote uitslag – pen in gat (34/1 = dezelfde richting als ”0”), de
draaikruk in de spleet / rechts op de aanslag (32/2),
... voor niet-vloeiend gras / grasmengsel
3. weinig uitslag – pen in gat (34/2), de draaikruk in de spleet / links
op de aanslag (33/1),
... voor niet-stromend gras- / graszaadmengsel.
Voor het verzetten van de draaikruk, de beide schroeven (32/3)
losdraaien – en opnieuw stevig vastdraaien.
In de stand ”grote uitslag” moet er, bij strekstand van de
schommelaandrijving (32/4), tussen de lange roerhaken en de
voorzijde van de zaaikast een afstand van 6 mm aangehouden zijn
– de roerelementen op de gepaste wijze met schroeven op de as
vastklemmen.
In de stand „weinig uitslag“ wijzen de korte roerhaken naar
onderen.
In de stand ”roeras uit” de roeras zodanig draaien dat de lange
roerhaken op de voorzijde van de zaadbak liggen.
32
34
33
35 36
Draaiende roeras
Roeras uit - pen in gat (36/0, 35/0)
Roeras aan - pen in gat (36/1)
Bij raapzaad de roeras steeds uitschakelen.
”Draaiende roeras” ook bij gras uit-
schakelen – en de roervingers verticaal
plaatsen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83

Pottinger VITASEM 250 Plus Bedienungsanleitung

Typ
Bedienungsanleitung

in anderen Sprachen