Nederlands
INSTALLATIEHANDLEIDING
5.7.2 Inzethaarden (bestaande en nieuwe situatie)
5.7.2.1 In bestaande schouw of boezem
Ga voor het plaatsen van een inzethaard in een bestaande schouw of boezem als volgt te werk:
Ø
Bepaal de plaats van de haard. De afmetingen van het toestel zijn weergegeven in Bijlage 1, Tabel 2.
Ø
Houd minimaal 10 mm ruimte tussen de haard en bouwkundige materialen.
Ø
Controleer de afmeting van de sparing. Indien noodzakelijk kunnen de wanden van de openhaard iets uitgebroken
worden. Zorg ervoor dat de rookkap voldoende ondersteund blijft.
Ø
Maak, indien van toepassing, ruimte voor de aansluiting van de convectie-openingen (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie' en hoofdstuk 5.3 'Convectie') met een flexibele aluminium pijp en
ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)'). Deze zijn als accessoire te bestellen bij uw
leverancier.
Ø
Let op met het stukadoren van de boezem. Stucprofielen maken de sparing kleiner.
Ø
Verwijder de eventueel bestaande klep van de openhaard of schuif en reinig de rookkap, zodat er geen roet
achterblijft.
Ø
Verwijder de haarddeur en demonteer het kader wanneer deze los is meegeleverd (zie hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Verwijder de binnenbekledingsplaten (markeer deze), de keerplaat en indien aanwezig de remkap voorzichtig uit
de haard (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Leg de eventueel meegeleverde bodemplaat op de plek waar de haard geplaatst moet worden.
Ø
Draai de stelpoten in met de meegeleverde binnenzeskant schroevedraaier en controleer of ze goed verstelbaar
zijn. Er kan nog wat straalgrit aanwezig zijn.
Ø
Zorg ervoor dat er voor de toevoer van verbrandingslucht voldoende ruimte is onder de haard, wanneer er geen
sprake is van een buitenluchtaansluiting.
Ø
Indien van toepassing is een buitenluchtaansluiting mogelijk (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9
'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Schuif de haard voorzichtig in het gat. Zorg dat er geen beschadigingen ontstaan.
Ø
Sluit, indien van toepassing, de convectie-opening (zie hoofdstuk 5.3 'Convectie') aan met de flexibele aluminium
pijp en ventilatie-elementen (zie hoofdstuk 5.4 'Toestellen met ventilator(en)');
Ø
De haard mag de rookgasafvoer nooit dragen.
Ø
Maak een goede, luchtdichte afdichting tussen de haard en de rookgasafvoer, eventueel met een registerplaat en
bij voorkeur met een vaste kachelpijp of rvs dubbelwandige flexibele pijp, die minimaal voldoet aan de norm EN
1856-2 T600.
Ø
Indien toepasbaar en afhankelijk van de nationale regelgeving mag de verbinding tussen het bestaande
rookgaskanaal en de haard met hittebestendige keramische wol worden afgestopt.
Ga als volgt te werk:
Ø
Controleer of de openhaard-klep is verwijderd.
Ø
Verwijder het kader (indien het kader al geplaatst is).
Ø
Verwijder de bodemplaten en draai de haard met de stelpoten zo ver mogelijk naar beneden, om ruimte te creëren
voor de keramische wol.
Ø
Vul de eventuele ruimte achter de haard op met vuurvast isolatiemateriaal, zodat hierachter geen vuil kan komen.
Ø
Verwijder de vlamkeerplaat.
Ø
Breng de keramische wol tussen de bovenzijde van de haard en de schoorsteen aan voor een luchtdichte
aansluiting.
Ø
Draai de haard met de stelpoten weer omhoog en controleer of de keramische wol goed afdicht.
Ø
Leg de vlamkeerplaat hierna weer op de plaats terug (zie hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
!Let op
Controleer telkens na het schoorsteenvegen of de aansluiting nog luchtdicht is.
Ø
Voor het rechtstreeks aansluiten van een rvs flexibele pijp op de haard is een handige kit leverbaar via uw
leverancier. Het gebruik van een kit is echter niet voor alle toestellen noodzakelijk (zie, indien van toepassing,
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie').
Ø
Draai, nadat de haard is aangesloten, de stelpoten met de bijbehorende inbussleutel zodanig uit, dat de haard in de
gewenste positie staat. Zorg ervoor dat hierbij de verbrandingsluchttoevoer niet geblokkeerd wordt.
Ø
Plaats de remkap voor de uitgang, de binnenbekledingsplaten in omgekeerde volgorde weer terug en leg de
keerplaat tegen de achterwand en op de profielen (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke
informatie').
Ø
Controleer met een zaklamp of een dunne schroevendraaier of de gaten van de secundaire beluchting in de
achterwand recht voor de sparingen in de binnenbekleding zitten.
Ø
Plaats, indien van toepassing, het kader om de haard (zie, indien van toepassing, hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke
informatie').
12