9
3 Waarschuwingen
• De Radarmed 950+ is uitsluitend bedoeld voor gebruik door bekwaam personeel bij fysiotherapie,
revalidatie of aangrenzende vakgebieden.
• De Radarmed 950+ mag alleen worden gebruikt onder constant toezicht door een arts (alleen VS).
• Zorg ervoor dat u op de hoogte blijft van de contra-indicaties (zie hoofdstuk 4).
• Het apparaat mag niet in de buurt (d.w.z. op minder dan 2 meter) van kortegolfapparatuur worden
gebruikt.
• Het apparaat mag niet worden gebruikt in kamers voor hydrotherapie.
• Er geldt een contra-indicatie voor patiënten met een pacemaker of hartelektroden. Zij moeten uit de
buurt worden gehouden van alle kamers waarin de microgolfeenheden worden gebruikt.
• Personen die niet worden behandeld moeten minimaal 1,5 meter afstand houden van de straler
wanneer de eenheid in gebruik is.
• Het apparaat mag niet worden gebruikt bij aanwezigheid van ontvlambare anesthetica.
• Tijdens de behandeling is er een hoogfrequentieveld aanwezig in de stralingsrichting van de straler
dat metalen voorwerpen kan verwarmen en storingen in elektronische apparaten kan veroorzaken.
Personen die zich in deze zone bevinden, moeten daarom metalen voorwerpen (zoals pagers,
gehoorapparaten, horloges, sieraden en piercings) afdoen of wegleggen.
• De straler mag alleen worden uitgelijnd wanneer er geen energieafgifte plaatsvindt. Een dosis mag
in alle gevallen alleen worden ingesteld wanneer er een patiënt zich vóór de straler bevindt. Dit
zorgt ervoor dat het grootste gedeelte van de microgolfenergie door de patiënt wordt
geabsorbeerd, waardoor de mate van interferentie tot een minimum wordt beperkt.
• Er mogen alleen originele accessoires worden gebruikt. Behandeling met beschadigde stralers of
kabels (zoals vervorming aan de buitenzijde) is niet toegestaan.
• Behandel de stralers voorzichtig. Onzorgvuldige behandeling kan het elektromagnetische veld van
de straler beïnvloeden.
• Behandelstoelen, -tafels of -bedden die zich binnen de stralingszone bevinden, mogen niet van
metaal zijn gemaakt of metalen onderdelen of halfgeleidende bedekkingsmaterialen bevatten,
omdat deze heet kunnen worden. Het wordt aanbevolen stoelen of banken van hout met textiel of
kunststof bedekking te gebruiken.
• Test de warmtegevoeligheid van het te behandelen deel voordat u de behandeling start.
• Voorafgaand aan de behandeling moet de patiënt alle kledingstukken die metaal (Lurex) bevatten
uitdoen en metalen voorwerpen uit de zakken wegleggen, omdat deze anders aan de straling
zouden kunnen worden blootgesteld. Dergelijke voorwerpen kunnen ringen, kettingen, klemmen,
armbanden, sieraden, horloges, piercings, kledingstukken met metalen onderdelen zoals bh's,
bretels en korsetten, gehoorapparaten en metalen en elektronische prothesen omvatten.
• Opeenhopingen van vocht worden sneller heet in de behandelzone van de straler. In lederen of
synthetische kleding transpireert men sneller. Het wordt daarom aanbevolen om de te behandelen
lichaamsdelen te ontbloten en, in het geval van sterke transpiratie, de lichaamsdelen (huidplooien)
af te drogen. Droog verband kan zonder gevaar worden bestraald. Diathermie mag niet worden
toegepast op delen die zijn bedekt met vochtig verband of klevende tape.
• Lichaamsdelen die metalen endoprothesen bevatten, zoals medullaire pennen, metalen splinters,
metalen gewrichten, pennen, spiralen, schedelplaten, vullingen en kronen in tanden, draden,
enzovoort mogen niet of slechts met een zeer lage dosis worden behandeld.
• Bij het behandelen van smalle lichaamsdelen (zoals een pols), moet de straler zodanig worden
ingesteld dat gevoelige onderdelen van het lichaam (zoals ogen, testikels) zich niet in het
stralingsgebied bevinden. In deze gevallen wordt aanbevolen om een kleinere straler te gebruiken.
• De patiënt moet een ontspannen en comfortabele houding aan kunnen nemen gedurende de
gehele behandeling.
• Baby's kunnen het beste helemaal worden uitgekleed voor de behandeling. Hun lichaamsvolume
vraagt om speciale nauwkeurigheid bij het berekenen de dosis en de huidtemperatuur moet
regelmatig met de hand worden gecontroleerd.
• Stel de dosis altijd in op basis van de afzonderlijke patiënt en nooit volgens een vast schema.
• Iedere patiënt heeft een andere gevoeligheid voor warmte en die gevoeligheid blijft doorgaans pas
na 5 minuten stabiel.
• De warmtegevoeligheid van de patiënt kan in de loop van de behandeling wisselen (aanpassing).
• De patiënt moet worden gevraagd aan te geven wanneer de warmte toeneemt. De dosis moet dan
worden verminderd.
• De dosis mag nooit worden verhoogd omdat de waargenomen warmte tijdens de behandeling
afneemt.
• Wanneer een gevoelsstoornis wordt vermoed, moet de subjectieve warmtewaarneming van de
patiënt worden gecontroleerd aan de hand van de huidtemperatuur. Om oververhitting in dergelijke