NL 7
GEBRUIK
Kookstanden
Aangezien de standen afhankelijk zijn van de hoeveelheid en samenstelling van het gerecht
in de pan, geldt de onderstaande tabel alleen als richtlijn.
Gebruik de hoogste stand voor:
• snel aan de kook brengen;
• slinken van bladgroenten;
• blancheren van groenten;
• verhitten van olie, vet en boter;
• bakken van biefstuk (saignant, rood);
• onder druk brengen van een snelkookpan;
• koken van glad gebonden pudding en vla.
Gebruik een iets lagere stand voor:
• aanbraden van vlees;
• bakken van platvis, dunne moten of filet;
• bakken van gare aardappelen;
• bereiden van glad gebonden soepen en sauzen;
• bakken van omeletten;
• bakken van biefstuk (medium, rozerood);
• frituren (afhankelijk van de temperatuur en de hoeveelheid).
Gebruik een stand iets boven de middelste stand voor:
• bakken van dikke pannenkoeken;
• bakken van dik, gepaneerd vlees;
• gaar bakken van dun vlees;
• doorbraden van groot vlees;
• uitbakken van spek of bacon;
• bakken van rauwe aardappelen;
• bakken van wentelteefjes;
• bakken van gepaneerde vis;
Gebruik de middelste standen voor:
• doorkoken van grote hoeveelheden;
• ontdooien van harde groenten, bijvoorbeeld sperziebonen.
Gebruik de laagste standen voor:
• trekken van bouillon;
• rood koken van stoofperen;
• bereiden van stoofvlees;
• doorkoken van gerechten;
• smoren van groenten.